resp. een van drie maanden gevolgd door een praktijkstage in München en in Bücke-
burg, en de Nederlandse specialisatiecursus.
Voor de categoriëen 4 en 5 bestaan geen afzonderlijke opleidingen binnen het ar
chiefwezen.
In vele landen bestaat ook voor de andere categoriëen geen speciale opleiding:
archivarissen worden er geschoold "on the job", "sur Ie tas": Bahamas, België,
Luxemburg, Maleisië, Nieuw-Zeeland.
Het Public Record Office (hiervoor al genoemd) heeft een afzonderlijke training
office dat belast is met alle administratieve aangelegenheden m.b.t. de scholing. Een
speciale hoger archiefambtenaar begeleidt de scholing van personeel gedurende de
proefperiode. Ook de National Archives van de V.S. hebben een informeel trai
ningsprogramma voor het eigen personeel. Een serie stages bij verschillende dienst
onderdelen maakt er deel van uit.
Wat de organisatie van de voortdurende scholing betreft noemt het rapport tien
landen waar een zekere reglementering op dit punt bestaat: B.R.D., D.D.R., Bulga
rije, Canada, Denemarken, Frankrijk, Groot-Britannië, Hongarije, Italië en Polen.
Op de situatie in Canada, Groot-Britannië en Frankrijk wordt in het rapport nader
ingegaan. Daar blijkt meer planning op interministerieel niveau dan bij ons te be
staan; wat de organisatie per ministerie betreft lijkt ons de gang van zaken vergelijk
baar met die bij de Nederlandse rijksoverheid. Instituten als het Nederlandse Rijks
bestuursstudiecentrum treft men in verschillende landen aan.
In een tweede groep landen wordt de voortdurende scholing georganiseerd binnen
de archiefdienst. In Polen hebben ambtenaren het recht op en de plicht tot voort
durende scholing; bijzondere aandacht wordt aan de hogere en middelbare archief
ambtenaren geschonken. In de Poolse archiefdiensten is binnen de sectie "metho
den" een functionaris aangesteld met als taak de planning en de organisatie van de
scholing, in samenwerking met de universiteiten en andere instellingen. In Finland
geschiedt de scholing op basis van een in 1974 gehouden enquête naar de behoeften.
In een aantal landen blijkt de scholing zich vooral te richten op de registratoren.
Hadden we dit geweten, dan zou in ons antwoord zeker aan de S.O.D.-opleidingen
mede aandacht zijn besteed.
Waar aanwezig, vervult de archiefschool een taak op het terrein van de voortdu
rende scholing (zoals in Nederland). Elders is deze rol veelal toebedeeld aan de
universiteiten. In de B.R.D., Brazilië, Colombia, Frankrijk, Groot-Britannië, Israël,
Nederland, Polen en de V.S. draagt de vereniging van archivarissen d.m.v. congres
sen, studiedagen enz. bij aan de scholing. Het enige voorbeeld van een particuliere
onderneming met een scholingsprogramma voor archiefpersoneel is Agfa-Gevaert
(B.R.D.), dat een cursus van een week voor reprografen organiseert.
De antwoorden op de vragen naar de financiën, beschikbaar voor de voortdurende
scholing, zijn nogal vaag. Alleen b.v. Canada vermeldt een budget van 35000 dollar
en 6 mensen per jaar voor de algemene vorming en nog eens 100.000 dollar en 50
mensen voor de tweetalige scholing; in totaal 7,3% van het budget van de archief -
[8]
dienst. In Frankrijk mag, vanaf 1976, maximaal 1% van de salarissom aan voort
durende vorming besteed worden.
Het in de enquête gemaakte onderscheid tussen scholing met het oog op vermeerde
ring van kennis en vaardigheid (la formation continue dans un but de perfectionne-
ment) en scholing met het oog op promotie (dans un but de promotion) bleek in de
meeste antwoorden niet aangehouden. Als verklaring wordt in het rapport het
Nederlandse antwoord "les deux buts se confondent dans une même série de cours"
aangehaald.
Van de onderwerpen van voortgezette vorming valt in de meeste landen het accent
op de restauratietechniek, de minste aandacht wordt aan de problemen van audio
visuele documenten en de educatieve taak besteed. Veel genoemde onderwerpen:
archivistiek, informatica, hulpwetenschappen der geschiedenis, administratieve
technieken. In sommige landen bestaan talencursussen voor het archiefpersoneel. De
D.D.R. noemt cursussen in het marxisme-leninisme, Canada "human relations". In
een enkel geval wordt ook lichamelijke ontwikkeling als cursusonderwerp genoemd.
Interessant, doch zeer verschillend, zijn de antwoorden op de vragen naar de
internationale samenwerking (aan dit onderwerp werd tijdens de conferentie nogal
wat aandacht besteed). Hiervan profiteren bijna uitsluitend de hogere archiefamb
tenaren, soms ook het technisch personeel. In vele landen worden buitenlandse colle
gae voor een kortere of langere stage ontvangen.
Frankrijk heeft een goede naam dankzij de jaarlijkse stage technique international
(duur 3 maanden), waaraan in 1975 30 archivarissen uit 18 landen deelnamen. Ne
derland kon voor de toekomst noemen een trainingsprogramma voor Indonesische
collegae.
Tot zover enkele grepen uit het rapport over de voortdurende scholing en het pro
motiebeleid. In drie (van de 5 in totaal) werkzittingen stond het thema ter discussie:
de eerste zitting over de organisatie van de voortdurende scholing, de tweede over
de scholing met het oog op vermeerdering van kennis en vaardigheid en de laatste
zitting over de scholing met het oog op promotie. In iedere zitting werd het onder
werp ingeleid, resp. door Gut zelf (de oorspronkelijke inleider Kanga, van Ivoorkust,
was afwezig), Ede (Groot-Britannië) en Franz (B.R.D.). Jammer was dat de voor
zitters (resp. Rhoads, V.S., Sovoolu van Nigeria en Favier, Frankrijk) kennelijk niet
goed overlegd hadden met de inleiders. Zo kon het gebeuren dat in de tweede zitting
Ede in zijn inleiding met een aantal pertinente vragen de discussie op gang probeerde
te brengen, terwijl na de inleiding de voorzitter met geheel andere vragen de discussie
op andere wijze structureerde dan door Ede was voorzien. Wat betreft de leiding
van de zitting bleek Sovoolu overigens de enige die de sprekers nauwgezet aan de
spreektijd hield.
Tot nu toe hebben we het woord discussie gebruikt. Van een werkelijke discussie,
van hoor en wederhoor, was echter niet of nauwelijks sprake. Dat had verschillende
oorzaken. Vooral de Russische deelnemers maar ook anderen, b.v. uit ontwikke
lingslanden volstonden met het voorlezen van een lange tekst. Daar deze kenne-
[9]