De aprilaflevering is gewijd aan de plaats van de vrouw in het archiefwezen. De
bijdragen zijn alle door vrouwen geschreven: Mabel E. Deutrich, Elsie Freeman
Freivogel, Joanna Schneider Zangrando, Eva Moseley en Miriam I. Crawford.
In tabellen is de getalsverhouding aangegeven tussen de geslachten in de ver
schillende archieffuncties, bij het doen van publicaties en bij deelneming aan het
werk van de Society of American Archivists. Meer dan een derde van de leden
zijn vrouwen, maar in commissies en bestuursfuncties ligt het percentage niet
hoger dan 17 en 10. In Amerika zijn bepaalde bibliotheken en collecties ingericht
met documentatie over en archieven van vrouwen. Moeten daar ook de stukken
heen over en van een belangrijke figuur in politiek, wetenschap of kunst, 'who
happened to be a woman?' Plannen werden opgesteld om de positie van de vrouw
in de archiefwereld te verbeteren.
In de juliaflevering komen o.a. de positie van de Presidential Libraries, de ar
chieven van Atlanta in Georgia en de oral history aan de orde. Voorts zijn er
literatuuropgaven over Records Management en Selected Writings on Archives,
Current Records and Historical Manuscripts during 1971.
De aflevering van oktober wordt geopend door het verslag van M. Rieger over het
Zevende Internationale Archiefcongres in Moskou in 1972. R. R. Simpson haalt
herinneringen op aan Robert D. W. Connor en Waldo Gifford Leiand, die in de
eerste decade van deze eeuw begonnen aan een overzicht van de Amerikaanse
archieven. M. P. Claussen gaat het belang na van America's State Papers over het
tijdvak 1789-1861. E. C. Papenfuse behandelt de laatste ontwikkelingen op het
gebied van het toegankelijk maken van archieven. Hij betreurt de sedert 1939
opgetreden diversiteit in hulpmiddelen, die onoverzichtelijkheid in de hand werkt
en toepassing van computertechnieken bemoeilijkt.
De aflevering van januari 1974 wordt geopend met het Presidential address van
Wilfred I. Smith, Dominion Archivist of Canada. Hij gaat vooral in op de moge
lijkheden, die er voor archivarissen zijn om een actieve rol te spelen in moderne
ontwikkelingen zoals die van microfilm en -fiches, van de computer en wat betreft
de educatieve taak.
J. M. Clubb bespreekt een aantal publicaties over quantitatieve geschiedschrijving.
C. A. Elliott onderzocht aantekeningen uit laboratoria als bron voor de geschie
denis der natuurwetenschappen. J. E. Thexton ging de archivalische waarde na
van optisch leesbaar materiaal als ponskaarten en computerbanden en -schijven.
Hij acht deze vooralsnog gering omdat het overgrote deel nu nog bestaat uit
berekeningen en statistieken, die worden verwerkt en gepubliceerd en waarvan het
resultaat aldus in geschreven of gedrukte vorm gecomprimeerd bewaard blijft.
Bewaring van het materiaal brengt bovendien zeer hoge kosten mee. Waar het
echter als ingang tot archieven bruikbaar zou zijn kan bewaring van het optisch
leesbaar materiaal op den duur overwogen worden of het zelfs daarvoor worden
gemaakt.
P. Mc. Laughlin doet verslag van de cartografische activiteiten rond het tweede
[56]
eeuwfeest van de Verenigde Staten en H. J. Viola bespreekt enige recente publi
caties over Amerikaanse Indianen. Over archiefstellingen en ander meubilair
wordt verslag gedaan door P. Bartkowski en W. Saffady.
Bij de besproken boeken is o.a. Archives and Manuscript Repositories in the
USSR, Moscow and Leningrad by Patricia Kennedy Grimsted door R. F. Byrnes.
De aprilaflevering 1974 heeft als thema de Historical Records Survey, die in de
crisistijd werd opgezet en in de Tweede Wereldoorlog moest worden beëindigd.
Na historische en algemene beschouwingen van L. Rapport en E. C. Papenfuse
geven T. H. Peterson en Ch. W. Bowie bijzonderheden over de ontwikkelingen
in Iowa en Wisconsin.
R. J. Cox en M. Radoff behandelen de archieven van Maryland uit de koloniale
tijd en de jaren van de vrijheidsstrijd.
De aflevering van juli 1974 heeft bijgedragen over het copyright van K. Winn
en over de beperking van de openbaarheid van persoonsgegevens in archieven
van V. R. Stewart.
D. R. Mc. Coy, die de geschiedenis schrijft van de National Archives 1934-1968,
behandelt in dit nummer de benoeming van de eerste archivaris van de Verenigde
Staten R. D. W. Connor, tot dan hoofd van het Department of History van de
Universiteit van Noord Carolina.
Een bijdrage tot de archiefterminologie wordt geleverd door F. B. Evans, D. F.
Harrison, E. A. Thompson en W. L. Rofes. Archives omschrijven zij als the
noncurrent records of an organization or institution preserved because of their
continuing value.
In de bibliografie over 1972 o.a. verslagen van de Archiefraad, de Rijksarchief
dienst, de rijks archiefschool1 en de gemeentearchieven van Amsterdam en
's-Gravenhage en artikelen van M. J. Dreese en A. E. M. Ribberink over toe
gankelijkheid en openbaarheid van archieven in Open van juni 1970.
De oktoberaflevering 1974 heeft een gevarieerde inhoud van de brand in hel
National Personnel Records Center op 12 juli 1973, een uitgebreid verslag door
W. W. Stender en E. Walker met o.a. foto's van het drogen der archivalia in
een tentenkamp, tot Ernst Posners beschouwingen over de archieven van de
Atheense ruiterij uit de vierde en derde eeuw voor Christus. U. Helfenstein, ar
chivaris van het kanton Ziirich, geeft een overzicht van de Zwitserse archieven.
W. Saffady wijst op het belang van dagboeken en andere persoonlijke geschriften
voor de psycho-historie. J. F. Christian en S. Finnegan geven enige richtlijnen
bij het ontwerpen van nieuwe archiefbewaarplaatsen.
De vaste rubrieken met veel nieuws over archieven overal ter wereld, vooral ook
op technisch gebied, boekbesprekingen en kroniek van archiefperiodieken, nemen
als gewoonlijk een groot deel van de jaargangen in beslag. De inhoudsopgaven van
2 pagina's maken de ongeveer 650 bladzijden nauwelijks toegankelijk. Ter ver
gelijking: Der Archivar heeft in 1973 bij nog geen honderd pagina's meer een
Inhaltsverzeichnis van 12 bladzijden. J. H. v. d. HO.
1 Van dat over 1971-1972 is een uittreksel elders in de juli-aflevering opgenomen.
[57]