Kroniek
Jaarverslagen van de Rijksarchiefdienst over 1973 en 1974.
Deze verslagen verschenen in december 1974 en november 1975.
In 1973 werd het type kast gekozen, dat in alle rijksarchieven gebruikt zal worden
voor de berging van kaarten. Ook voor een microfichesysteem werd een keuze ge
maakt. Met de restauratie van de charters van vóór 1500 en de kaarten werden
vorderingen gemaakt.
Het is een groot probleem hoe de huidige papierlawine te verwerken. De rijksdien
sten zorgen goed voor hun stukken tot en met de afdoening van zaken. Daarna kijkt
men vaak niet meer naar de paperassen om. De verwaarlozing wordt bevorderd door
het hoge percentage vernietigbare bescheiden. Men schat, dat 70 tot 99,5% van het
papier niet voor blijvende bewaring in aanmerking komt. Reeds ligt her en der in
de residentie op zolders en in schuren tachtig strekkende kilometer archief opge
slagen. Elders in het land berust nog een tweehonderd kilometer. In deze toestand
moet de rijksregistratuur wel falen bij het leveren van beleidsondersteunende infor
matie en bij het beantwoorden van vragen van burgers en wetenschap. Dat is hin
derlijk, zeker nu de vraagstelling zich meer en meer richt op recent materiaal. Boven
dien is een verantwoorde selectie slechts mogelijk als deze niet te lang uitgesteld
wordt. Men moet kunnen steunen op de kennis en ervaring van beleidsambtenaren
en registratoren, die bij de zaken betrokken waren. De rijksarchiefinspectie tracht in
samenwerking met de permanente commissie post- en archiefzaken bij de rijksad
ministratie een oplossing te vinden voor deze problemen van selectie en vernietiging.
Vernietigingsproblemen worden echter onoplosbaar als men zich af gaat vragen
of bepaald materiaal ooit nog wel eens van pas zou kunnen komen.
In november 1974 werd door het ministerie van financiën te Apeldoorn een ver
nieuwde en verbeterde centrale papierversnipperingsinstallatie voor overheidsarchie
ven officieel in gebruik genomen. Het risico van doorverkoop aan de papierfabrieken
van onvoldoende vernietigde archiefbescheiden kan hiermede uitgesloten worden
geacht.
Het aantal in het Centraal register van familiearchieven geregistreerde collecties
steeg van 1252 over 1279 tot 1301.
De indeling van de verslagen van de Rijksarchiefdienst is de laatste jaren steeds
overzichtelijker geworden. Zo is er in 1974 een hoofd: conservering en zijn de gege
vens over niet overgebrachte archieven nu te vinden onder: rijksarchiefinspectie. De
[50]
literatuur, waarin gegevens uit de archieven zijn verwerkt, is niet meer in lijstvorm
opgenomen, maar in een rubriek, die in 1973: onderzoek en inlichtingen en in 1974:
dienstverlening aan bezoekers en correspondentie heet. Tentoonstellingen vormden
in 1973 met rondleidingen en cursussen een rubriek, maar zijn in 1974 verwerkt in
een als bijlage opgenomen staat. Inventarissen en andere voltooide hulpmiddelen
bleven in staten verwerkt.
Over de bezoeken in deze twee jaren het volgende. Het Algemeen Rijksarchief werd
bezocht door 2480 en 2456 personen, die 11259 en 11836 bezoeken brachten. Het
hulpdepot Schaarsbergen telde bovendien 105 en 160 bezoekers met 358 en 508
bezoeken. Gelderland had van de archieven in de provincie het hoogste aantal be
zoekers, 1283 en 1517, die 5214 en 5353 bezoeken brachten. Het grootste aantal
bezoeken kreeg Friesland te verwerken, 6189 en 6417, gebracht door 1186 en 1252
personen. Noord-Holland had 1164 en 1301 bezoekers met 4979 en 5050 bezoeken,
Noord-Brabant 1132 en 1313 bezoekers met 4426 en 5614 bezoeken, Utrecht 1090 en
1190 bezoekers met 5084 en 6000 bezoeken, Groningen 1053 en 1329 bezoekers
met 5569 en 5937 bezoeken, Overijssel 939 en 1141 bezoekers met 2137 en 2466 be
zoeken, Limburg 838 en 981 bezoekers met 3285 en 3603 bezoeken, Drenthe 594
en 548 bezoekers met 2408 en 2889 bezoeken en Zeeland 460 en 638 bezoekers met
1870 en 2183 bezoeken.
Op de Limburgse studiezaal met 12 zitplaatsen bedraagt het daggemiddelde aantal
bezoeken 14,4, terwijl op 78 van de 249 dagen dat men open was wegens plaats
gebrek aan bezoekers de toegang geweigerd moest worden. Van de bezoekers kwam
76,3% voor genealogische onderwerpen. Van de 232 anderen kwamen er 12 in ver
band met een dissertatie, 19 in verband met een scriptie, 21 in verband met een
andere publikatie van wetenschappelijk niveau, 23 voor een onderzoek ten behoeve
van de overheid of als particulier om bepaalde rechten te bewijzen of in verband met
restauraties, 46 voor een onderzoek op regionaal of lokaal historisch gebied en 111
voor allerlei onderwerpen.
J. H. v. d. HO.
Verslag en bijdragen rijks archief school 1972-197311973-1974.
Dit gecombineerde verslag verscheen eind 1975 bij de Staatsdrukkerij in de gebrui
kelijke uitvoering met illustraties en samenvatting in het Engels. Over de eerste van
deze al weer enige tijd achter ons liggende cursussen rapporteerde de directeur van
de rijks archiefschool in het Nederlands Archievenblad 1972 blz. 172-175 en hoewel
het volgende jaar deze thans weer regelmatig voortgezette mededelingen over leer
lingen, vakken en docenten achterwege bleven, willen we ons omtrent dit verslag de
uiterste beperkingen opleggen.
Op 25 april 1972 werd met de benoeming van de tot dan waarnemend directeur
mr. F. C. J. Ketelaar tot directeur de rijks archiefschool los gemaakt van de rijks
archiefdienst en verheven tot een zelfstandige eenheid binnen het directoraat-gene
raal voor culturele zaken van het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappe
lijk werk.
[51]