Maar in de taken en bevoegdheden van het classisbestuur heeft dit KB kennelijk
geen wezenlijke veranderingen teweeg gebracht, zodat er geen cesuur in 1816 in de
inventaris van het archief van de classis Edam behoefde te worden aangebracht. Er
is tenminste één serie registers (inv. nr. 12), die gewoon doorloopt na 1816. Dit zijn
evenwel de registers, waarin de acta van de vergaderingen van de classis werden
ingeschreven, en deze handelingen werden ook nadien registraal bijgehouden, zodat
dit niet significant mag heten.
Naar mijn smaak had Persman de consekwenties van de bestuurlijke (re-)organisatie
van 1816 voor de archiefvorming en de archief structuur wel nader mogen adstru
eren. Een verantwoording van de inventarisatie ontbreekt nagenoeg in de inleiding
(blz. VU). Mijn twijfels over het ontbreken van een zodanige cesuur worden n.l.
door de inventarisator zelf opgeroepen. Onder de rubriek handelingen, waarin de
acta van de classis zijn ondergebracht, brengt hij ook de handelingen van de com
missie van moderatoren (inv. nrs. 18-20), die in 1816 ging fungeren. Evenzo legt
Persman een scheiding in 1816 bij de ingekomen en minuten van uitgaande stukken
(inv. nr. 21), vermoedelijk omdat ook dan de agenda's (inv. nrs. 44-47) en de kopie
boeken (inv. nr. 48 e.v.) beginnen. Alleen al op grond daarvan zou men kunnen ver
onderstellen, dat met de nieuwe bestuurlijke organisatie (de commissie van modera
toren) de structuur van het archief veranderingen heeft ondergaan, welke in de in
deling van de inventaris weerspiegeld hadden moeten worden. Kortom, juist door
het ontbreken van een verantwoording van de inventarisatie blijft men hierdoor in
het ongewisse verkeren over de gevolgen van de nieuwe bestuurlijke organisatie voor
het archief.
Zonder te willen schoolmeesteren, moet mij nog van het hart dat ik de rubrieken
in de afdeling stukken van algemene aard overbodig acht. Elet betreft hier niet alleen
archiefstukken die als rubriek zijn betiteld (reglementen, handelingen, ingekomen
stukken en minuten van uitgaande stukken), maar ook serie-bescheiden, waarvan
het seriekarakter reeds de plaats binnen de afdeling algemeen bepaalt. Ook had ik
moeite met enkele beschrijvingen, zoals met "register, inhoudende rekeningen van
ontvangsten en uitgaven1 deel", waar m.i. volstaan had kunnen worden met
"rekeningen van ontvangsten en uitgaven1 deel". Maar afgezien hiervan en
van de boven gesignaleerde onduidelijkheid over de archiefvorming, meen ik te
mogen stellen, dat dit een goede inventaris is, waarvoor de bewerker waardering
toekomt.
H. M. Brokken.
Drs. P. H. J. van der Laan, Oorkondenboek van Amsterdam tot 1400, uitgegeven
door de Stichting genaamd "Stichting H. J. Duyvisfonds"N. Israel Amsterdam
1975, 190,
"Vandaag, 700 jaar geleden, zo moet worden aangenomen", aldus NRC Handels
blad van maandag 27 oktober 1975 in haar commentaar," overhandigde Floris V
Amsterdam stadsrechten. De hoofdstad viert vandaag zijn verjaardag". Ziedaar, de
beschrijving van de heroïke herdenking van de verlening van tolvrijheid aan de
[30]
homines manentes apud Amestelledamme door graaf Floris V op 27 oktober 1275,
een gunst overigens gelijk waarmee door deze landsheer zovele andere steden, dor
pen en gehuchten in zijn graafschappen werden begiftigd. Met de oorkonde van 27
oktober 1275 opent het Oorkondenboek van Amsterdam tot 1400, dat werd bewerkt
door onze collega drs. P. H. J. van der Laan.
Het is, als steeds, een heugelijk feit voor de beoefening van de mediaevistiek, wan
neer er een oorkondenboek verschijnt. De oorkondenboeken, die er in de laatste
decennia in ons land werden gepubliceerd, hebben deels een territoriaal dan wel
personeel uitgangspunt, zoals het Oorkondenboek van het sticht Utrecht tot 1301
(bew. door S. Muller Fzn„ A. C. Bouman, K. Heeringa en F. Ketner, Utrecht-
s-Gravenhage, 1920-1959) en het Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299,
I (eind 7e eeuw tot 1222) (bewerkt door A. C. F. Koch, 's-Gravenhage, 1970), deels
waren het fondsoorkondenboeken (b.v. M. A. Erens en H. M. Koyen, De oorkonden
van de abdij Tongerloo, Tongerloo, 1948-1958) of selectieve uitgaven ten behoeve
van een vakdiscipline, zoals de "Werken der vereeniging tot uitgaaf der bronnen
van het oud-vaderlandsche recht". Met de editie van oorkonden met betrekking tot
één stad, gelijk thans met het Oorkondenboek van Amsterdam tot 1400, is een tra
ditie in ere hersteld, die met de uitgaven van Van Mieris voor Leiden, van Van de
Wall voor Dordrecht en van Van Goor voor Breda in ons land een aanvang had ge
nomen. Alleen al daarom verdient de uitgave van het Oorkondenboek van Amster
dam alle waardering, zowel voor de stichting H. J. Duyvisfonds, die de kosten ver
bonden aan deze uitgave op zich heeft willen nemen, als ook en niet in het minst voor
de bewerker, drs. P. H. J. van der Laan, die er in is geslaagd, naast zijn overige amb
telijke bezigheden, 866 oorkonden met betrekking tot Amsterdam in het licht te
geven!
Voor deze uitgave heeft Van der Laan zich enkele limieten gesteld. De hier uitge
geven oorkonden van en voor Amsterdam bestrijken de periode 1275 tot en met
1399. Deze beperking in de tijd is aangebracht omwille van de omvang van het ma
teriaal, dat naarmate de 14e eeuw vorderde steeds rijker voorradig bleek. De tweede
limiet, die de bewerker zich heeft gesteld, is het territorium. De in de oorkonde
neergelegde rechtshandeling moest betrekking hebben op de stad Amsterdam, het
stadsbestuur, instellingen of personen van Amsterdam. Daarbij zijn de historische
grenzen van de stad Amsterdam aangehouden en niet het grondgebied van de huidige
gemeente Amsterdam, daar aanname van dit laatste criterium het oorkondenboek en
derhalve het werk daarvoor weer zoveel uitgebreider gemaakt zou hebben. In regest-
vorm zijn evenwel ook die oorkonden opgenomen, die rechtshandelingen betreffen
waarbij de stad Amsterdam slechts zijdelings betrokken was, zoals bij medebezege
ling en loutere vermeldingen van de stad Amsterdam als lid van de grafelijke raad.
Verder heeft de bewerker deperdita, vermeldingen dus van oorkonden die thans
noch in origineel noch in afschrift meer aanwezig zijn, opgenomen, maar hij is daarin
terughoudend geweest. In zijn Inleiding (blz. 10) stelt de bewerker expliciet, dat hij
in de vermelding van deperdita niet volledig heeft willen zijn. In dit kader heeft hij
alleen de rekeningen van de baljuwen en rentmeesters van Amstelland en Waterland
[31]