een hogere geschiedt bijna automatisch, op grond van anciënniteit en bepaalde
diploma's.
Rhoads: tot nu toe is in de discussie sterk de nadruk gelegd op mid-career training.
Daarnaast bestaat behoefte aan de training van de topmensen. Hun leiderschap en
kunde kunnen verbeterd worden als ze af en toe een pauze van een maand of wat
krijgen om hun inzicht te verbreden.
Ember (Hongarije) vindt dat in elk land archiefstudie als wetenschappelijke studie
(voor doctorale graad enz.) erkend zou moeten worden. In Frankrijk schijnt dit zo
te zijn.
Jörgensen (Denemarken) wijst erop dat in de meeste landen de docenten voor basis-
en voortgezette opleiding uit het archiefwezen worden gerecruteerd. Is de archivaris
echter wel de geschikte docent? Internationale uitwisselingen van inzichten is be
langrijk. Vele publikaties verschijnen echter alleen in de eigen taal. Hij vraagt tie
Russische collega's dringend om van de belangrijkste artikelen samenvattingen te
verspreiden, zodat de Russische know-how niet tot de Sovjet-Unie en liet Oostblok
beperkt blijft.
Ondanks later aandringen van voorzitter Favier komt op deze vraag geen reactie
van Russische zijde. Naar wij menen zouden omgekeerd ook de belangrijkste wes
terse archivistische publikaties voor Russische vakgenoten toegankelijk gemaakt
moeten worden.
Lee (Columbia) meent dat de traditionele kennis van de archivaris moet worden
aangevuld met meer kennis van de moderne administratie. Favier borduurt op dit
thema voort in zijn samenvatting: we moeten de administratieve ontwikkeling
nauwlettend volgen. Behalve technologische nieuwigheden ook aandacht voor ma-
nagement-technieken. Favier wijst erop dat in vele gevallen niet van voortdurende
scholing sprake is, maar van een latere scholing zo nu-en-dan ("formation épisodi-
que"). De archivaris moet vóóruit blijven kijken en tijdig inspelen op de toekomst:
"Archivistes, nous sommes des hommes de perspective".
De laatste dag, tijdens de administratieve zitting van de Table Ronde, leest Rhoads
de ontwerp-aanbevelingen met betrekking tot de voortdurende scholing voor. De
Table Ronde erkent het belang van mid-career training, zowel op het gebied van
nieuwe technologische ontwikkelingen als in management-technieken. Een deel van
het budget van de archiefdienst (tenminste moet voor voortdurende scholing
worden bestemd. Ontwikkelde landen dienen multi-nationale cursussen te organi
seren c.q. hun cursussen open te stellen voor collegae uit ontwikkelingslanden. Een
middel tot voortdurende scholing is de uitwisseling van ideëen tijdens conferenties
van vakgenoten enz. (op verzoek van Ketelaar, Nederland, wordt hieraan toegevoegd
de uitwisseling van lesmaterialen, handboeken enz.).
Wagner wil een zo concreet mogelijke aanbeveling aan het adres van UNESCO tot
het aanstellen van "reizende docenten" bij de regionale bureaus en tot het organise
ren van cursussen bij de bestaande regionale opleidingscentra. De ontwerpaanbeve-
lingen worden in die geest aangevuld.
[14]
III. Zittingen over zorg voor archieven betreffende literatuur en kunst.
De vierde en vijfde zitting van deze Table Ronde waren mede op verzoek van de
Ukraine als gastland gewijd aan de zorg voor de archieven betreffende kunst en
literatuur. De inleidingen werden verzorgd door Valerie Koba, directrice van het
archief en museum van Kunst en Literatuur van de volksrepubliek Ukraine en
samenstelster van het werkrapport, en door Mahieu van de Archives Nationales te
Parijs. De vergaderingen worden voorgezeten door respectievelijk Dr. Toivo J.
Paloposki, algemene rijksarchivaris van Finland, en door Gal van de algemene di
rectie van de staatsarchieven van Roemenië.
Het rapport van mevrouw Koba behandelde in hoofdzaak de ontwikkeling in de
republiek van de Ukraine, die als voorbeeld kan gelden voor de situatie in de oost-
europese landen, waar de archieven van letteren en kunst in zeker opzicht de enige
private collecties vormen tegen de achtergrond van de almacht van de staat.
Zoals in tal van andere landen bestaat er in de Ukraine een zekere concurrentiever
houding ten aanzien van deze archieven tussen archiefinstellingen, bibliotheken en
musea. Een van de eerste taken van het archief en museum van Kunst en Literatuur
is een coördinatie tussen alle verzamelende instellingen te bewerkstelligen. De direc
tie wordt daarin bijgestaan door een inter-departementale commissie, waarin het
Staatsarchief van de Ukraine, de academie van Wetenschappen, het ministerie van
Cultuur en enige geleerde genootschappen zijn vertegenwoordigd. Het archief en mu
seum van Kunst en Literatuur legt een dumentatie aan, ook uit materiaal, dat berust
in het Centrale Staatsarchief van de Ukraine te Kiev, in de regionale depots in de
provincies Dnjepropetrovskaja, Zaporozskaja, Krymskaja en Rovenskaja, en in de
nog onder de administratie berustende archivalia, stelt richtlijnen voor de acquisitie
vast en is voor de verwerving van archieven betreffende kunst en literatuur de eerst
aangewezen en meest begunstigde instelling waar elk jaar tussen de 12000 en 15000
documenten van persoonlijke aard als aanwinsten worden ingeschreven, met name
van kunstenaars en schrijvers, die voor de Ukraine van nationaal belang kunnen
worden geacht. Men gaat daarbij zo ver om in het gebouwencomplex afzonderlijke
kamers te wijden aan bepaalde literatoren met zo mogelijk plaatsing van het meu
bilair uit hun werkkamers en de bibliotheken waar over zij thuis de beschikking had
den.
Het is overbodig op te merken, dat een dergelijke opzet zeer suggestief werkt en een
uitgelezen introductie vormt op de bestudering van het aanwezige archiefmateriaal.
Dit wordt nog versterkt door de fraaie huisvesting van dit archief en museum in het
voormalige grootseminarie binnen de muren van de voormalige residentie van de
metropoliet van Kiev in de schaduw van de Aya Sophia van deze stad, waarvan de
bouwgeschiedenis teruggaat op prins Jaroslav de Wijze (1019-1054), zoon van prins
Vladimir, die gehuwd was met een dochter van de keizer van Byzantium en het
Christendom in de Ukraine en daardoor in Rusland grondvestte.
Het criterium voor de acquisitie van archieven is uiteraard de bijdrage van de kun
stenaar en de schrijver aan de ontwikkeling van kunst en literatuur in artistiek, esthe-
[15]