werd De Vries benoemd tot commies ten archieve. Hij liet zich meteen inschrijven voor de in hetzelfde jaar opgerichte Rijks archiefschool. De leerlingen van de eerste jaargang zullen hem als vijftigjarig opgeruimd vat vol geleerdheid niet gauw vergeten. Aangezien mijn pogingen om De Vries een inventaris te laten maken om op het examen in te leveren mislukten, kreeg hij en terecht een stagebewijs honoris causa. Het archief-examen bleek voor De Vries een haast on overkomelijke barrière. Hij kon al dertig jaar nauwelijks meer horen en had het luisteren ook al lang afgeleerd. Onvergetelijk zijn voor mij de voortreffelijke ant woorden, die De Vries aan de examencommissie gaf op vragen, die niet waren gesteld. Toen hij de eerste keer voor vier maanden was afgewezen, had hij de neiging het er maar bij te laten; hij maakte het tweede deel van zijn Geschiedenis van Zwolle af (1961), een al even bizarre weergave van een bizarre werkelijkheid als het eerste deel. Met enige vrienden heb ik nogal wat moeite moeten doen om De Vries weer naar het examen te krijgen. Op 6 juli 1964 zestig jaar oud had hij het begeerde diploma en op 23 november 1964 werd hij door de Raad, met ingang van 1 januari 1965, tot gemeente-archivaris van Zwolle benoemd. Veel plezier heeft De Vries van die benoeming niet meer gehad. De gesel der verwoes ting, de kaalslag, die men de sanering van het oude Zwolle beliefde te noemen, maakte hem als bestuurslid van een stichting, die de restauratie van de stadskern nastreefde al even woedend als de aanstelling naast hem van een jeugdig archief ambtenaar, die beter dan De Vries nog kon en wilde inzien inzag dat ten aanzien van het beheer van de archieven van Zwolle een radicale omwenteling nodig was. Zijn gezondheid werd er niet beter op dat hij niet zo ongelimiteerd kon werken als eertijds, maakte hem kribbig. Op 15 augustus 1968 ging hij op non-actief en per 1 maart 1969 met pensioen. Na de verlossing uit het ambtelijk gareel, waarin hij als kleine zelfstandige nooit had gepast, knapte hij op en maakte zijn dagen binnen de enge grenzen van het centrum van het oude Zwolle vol als vrolijk, strijdlustig sigarenroker en groot lezer voor het aangezicht des Heren. Hoewel hij volgens de Monumentenbeschrijving van Noord- en Oost-Salland door E. H. ter Kuile reeds enige jaren als 'nu wijlen' moest worden beschouwd, heeft hij in werkelijkheid eerst op 30 mei 1975 dit leven, waarin het hem niet gemakkelijk is gemaakt en waarin hij het zichzelf ook niet gemakkelijk maakte, mogen verlaten. Wie De Vries wil leren kennen moet zich niet werpen op zijn overigens hoogst curieuze en van enorme kennis naast opvallende lacunes getuigende Geschiedenis van Zwolle, ook niet op zijn onkritische verhandeling over een middeleeuws prekenboek, dat hij onder de titel 'Duutse Sermoenen' zonder enige bewijsgrond toeschreef aan de beroemde schoolrector Joan Cele, maar hij moet kennis nemen van de Nieuwjaarsboekjes, die hij gedurende vele' jaren voor zijn buurlui aan de Melkmarkt, de uitgeversfamilie Tjeenk Willink schreef. Daarin gaf hij de volle maat van zijn eruditie, die altijd weer een aan knopingspunt vond in onze geliefde, door de nieuwlichters zo deerlijke mishan delde vaderstad. De niet altijd even logische, soms zelfs dwaze verhalen zijn ge dompeld in een gelovige levenswijsheid. Hij liet niet na te pronken met zijn inder daad soliede kennis van 'de Auteurs': [418] 1956 'Sed fugit interea, fugit irreparabile tempus' een korte verhandeling over het bouwwezen tot lering en vermaak. 1957 Speculum superstitionis 1958 Mercator Sapiens 1959 Rotat omnia fatum 1960 Habent sua fata libelli 1961 Transissaliania Illustrata 1962 Angst dierbare vijandin 1963 Nescire quaedam magna pars sapientiae est 1964 Hora ruit, tempus fluit 1965 Permitte divis cetera 1966 Festina lente 1967 Enkele rijmen van J. C. Pruimers 1968 G. J. Pijman; de geschiedenis van een singulier personage hier tussenloper genoemd die eigenlijk vergeten moest zijn doch die ter gelegenheid der jaarwisseling 1967/1968 weer ten leven is gewekt om nog wat hilariteit te brengen in een dor seizoen waarin velen om verandering schreeuwen, maar waarin desalniettemin alles PROSIT! liever bij 't oude blijft.' Het laatste boekje is van 1969 het oude uitgeversbedrijf van Tjeenk Willink ging toen op in een groter verband 'Scholoum 1969. Te Zwolle is een plan ontstaan de situatie rondom de voor malige Broerenkerk te gaan saneren en restaureren. In de librije is in 1957 de tweede nu openbare synagoge ingewijd door de Joodse buurlui die toen reeds lang als oude Zwollenaren golden. Voordat men het vergeet, is hun dit tot een monument gezet'. Volgens sommigen was Thomas de Vries een distel, die in de nogal schrale wei van het Nederlands archiefwezen nooit had moeten staan. Men vergeet dan dat distels vaak prachtig bloeien. De Nieuwjaarswens van De Vries voor 1962 (Angst -- dierbare vijandin) eindigt met: 'Wij willen het leven aanvaarden, zoals het is en met het leven de dood. Niet passief maar actief. Want leven en dood kunnen staan in de glans van de wondere ontdekking van het feit dat het heimwee toch niet zonder antwoord gebleven is. Het is de eenvoudige expressie van het allergrootste geheim dat kribbe en doornen kroon in zich droegen. Wie dat ontdekt heeft de angst zal niet meer angstaanjagend zijn, noch zich ontladen in vrees, schrik, paniek of knagend heimwee aanvaardt het leven. Immers het Licht zal overwinnen Timor medicamentum - caritas sanitas (Augustinus Dat was de echte Thom. de Vries, die wellicht tijdens zijn leven niet zo velen achter zijn vermomming hebben gezien. Wat Robert Fruin gezegd heeft van Bakhuizen van den Brink, moet ik zeggen van Thom. de Vries: Ik heb zijns gelijke nooit ontmoet'. J. L. van der Gouw [419]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 6