In Memoriam Thorn, de Vries Toen drs. Thomas Josef de Vries per 1 januari 1951 als werkloze hoofdarbeider bij het gemeente-archief van Zwolle d.w.z. bij de schandvlek, die daarvoor na meer dan dertig jaar Archiefwet en provinciale archiefinspectie moest door gaan werd te werk gesteld, had hij al heel wat achter de rug. Geboren op 10 februari 1904 te Zwolle, was hij in 1916/17 ondergebracht op het aartsbisschoppelijk seminarium te Culemborg en van 1917 tot 1926 op het gymnasium van de Augustijnen te Eindhoven. Daarna werd hij spoorstudent op Utrecht. Het was een vrolijke boel in de boemeltrein van 7.05 uur uit Zwolle naar Utrecht. 'Was er markt in Nijkerk, dan was de halve trein gevuld met kippen, ganzen, boerenvrouwlui en ander kakelend gedierte'. Maar ook in die gemoede lijker tijden was het leven niet zonder leed: in die periode overviel De Vries de doofheid, die hem een loopbaan bij het onderwijs, waar zijn karakter zo geschikt voor was, onmogelijk maakte en die voor een gezellig mens als De Vries zijn gehele leven een doorn in het vlees geweest moet zijn. In 1932 deed De Vries het candidaatsexamen, maar moest al spoedig de verdere studie staken: hoorcolleges gingen toen al totaal aan hem voorbij. In zijn geboortestad, die hij ook in haar maatschappelijk leven kende als geen ander, ging hij in de journalistiek een paar jaar was hij zelfs vast redacteur bij het Overijssels Dagblad. Geboortig uit een familie, die behoorde tot wat in mijn jeugd in Zwolle middenstand heette, had hij de onorganiseerbaarheid en de vrijmoedigheid van oordeel vooral over autoriteiten, strebers, opscheppers en andere windbuilen die mij van dat soort mensen uit mijn Zwolse jeugd altijd is bijgebleven. Een eigenschap, die in de lokale journalistiek vaak weinig op prijs werd gesteld en die tijdens de bezetting voor iemand, die wegens doofheid luid sprak, zelfs gevaarlijk kon worden. In maart 1943 begon het voor De Vries gevaarlijk te worden. Maar kort daarop kwam het Palmzondag-bombardement van Keulen, waarop De Vries aan de Standesbeambte aldaar schreef: 'dass mein Sohn Thomas Josef de Vries zum letztenmale gesehen ist zwischen sankt Maria im Kapitol und dem Dom u.s.w. bitte Nachrichten'. Die Nachrichten bevatten zijn doodverklaring 'die Einachse- rung had schon statgefunden'. De Vries heeft geen gebruik gemaakt van de ge legenheid zijn eigen as voor veertig D.M. toegezonden te krijgen; hij had de studie weer opgevat en legde in 1945 na de Bevrijding te Nijmegen het doctoraal examen in de geschiedenis af. Tien jaar later kwam hij dan b<j Geesink op de stadhuiszolders, die tezamen de [416] gemeentelijke archiefbewaarplaats in de zin der Wet van Zwolle moesten voor stellen: een iets te corpulente oude vrijgezel in een costuum van onbepaalde kleur en model, waarboven een iets te rood gezicht; achter een gouden bril de oog opslag van iemand, die veel te veel gelezen heeft; tussen oor en borstzak het snoer van een gehoorapparaat dat al niet veel nut meer afwierp; het geheel afge dekt met een hoed die tenminste duizend regenbuien doorstaan moet hebben. Maar wat onder die hoed was opgeborgen was geen kleinigheid: al wat in boeken was geschreven was er in gevaren, dat gemengd met de overleveringen van gene raties, die steeds in dezelfde provinciestad hebben gewoond en dan alles door trokken met de zuurdeesem van een ouderwets-gemoedelijk Rooms geloof. Dat een archivaris inventariseren moet, is De Vries wel geleerd, maar het was een soort werk dat hem wezensvreemd was. Hij was een schrijver en wat voor één! In 1954 verscheen bij de Erven J. J. Tijl het eerste deel van zijn Geschiedenis van Zwolle 'een geschenk aan mijn stadsgenoten. Het verdriet me, dat het aantal Zwollenaren dat met de stadsgeschiedenis op de hoogte is, hoe langer hoe kleiner begint te worden'. Zoals al zijn geschriften is het boek verlucht met foto's, die De Vries zelf maakte. Ik heb het boek indertijd in één adem uitgelezen: dat was nog eens wat anders dan de 'VII eeuwen Zwolse Geschiedenis' door J. N. J. Tem mink, die ik in 1930 als schooljongen van mijn grootmoeder had gekregen. Dat Thom. de Vries iets bijzonders had gepresteerd, drong zelfs tot het ten aanzien van archiefzaken nogal botte gemeentebestuur van Zwolle door. Per 1 april 1955 Op 4 augustus 1956 ontving Thomas de Vries te Zwolle enigen van zijn jaargenoten van de archiefschool. Tezamen gingen ze naar het Rijksarchief in de Sassenpoort, waar ze werden rondgeleid door rijksarchivaris mr. G. J. ter Kuile. Op deze foto v.l.n.r. mevrouw de Vey Mestdagh, drs. Thomas J. de Vries, mr. G. J. ter Kuile en mejuffrouw J. P. Kamermans. [417]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 5