Jensma vraagt zich af, of nu niet liever dan van 'archief' gesproken moet worden van 'administratieve eenheid', welke woordenkwestie evenwel geen verschil maakt voor de indeling van de inventaris. Het is de vraag, of hier bij de verwerping van de term archief niet te veel waarde wordt gehecht aan het zelfstandig bijhouden van notulen. Wel worden het reglement en de notulen van de vereniging 'Het Zwaantje' (voor een betere verstandhouding van de kerkeraadsleden onderling) niet als gedeponeerd archief achteraan geplaatst doch onder de afdeling personeel, die achtereenvolgens de predikanten, kerkeraad en werknemers/functionarissen omvat. Bij de onderverdeling van de inventaris is gekozen voor een direkte indeling in rubrieken met weglating van het onderscheid tussen 'algemeen' en 'bijzonder'. Wat traditioneel tot de zaken van algemene aard behoort heet hier besluitvorming. Hoewel in het kader van de archiefvorming de vastlegging van besluiten voorop staat, wordt, misschien wel juist bij kerkelijke notulen en correspondentie, met deze term besluitvorming m.i. geen recht gedaan aan het element van de meningsvorming dat we toch ook uit deze stukken kunnen leren kennen. Ook voor wie aan de vage aanduiding 'algemeen' de voorkeur blijft geven is het goed dat collega Jensma in deze kleine maar gecompliceerde inventaris eens enkele terminologische zaken aan de orde stelt. Helaas heeft hij aan de inventaris geen predikantenlijst noch een index toegevoegd. Deel 3 van de bekende Utrechtse gebundelde inventarissen geeft de archieven van de drie kleine kerken die resp. in 1965, 1969 en (1930) 1972 aan het gemeente archief van Utrecht in bewaring werden gegeven. De drie inventarissen zijn van verschillende hand en zelfs de predikantenlijsten zijn op drie verschillende manie ren opgezet; die van de remonstranten geeft de meeste informatie. De doopsgezinde en lutherse bouwtekeningen worden in de inleiding vermeld met het inventarisnummer en de mededeling dat zij in de topografische atlas zijn ondergebracht. De eveneens daarheen overgebrachte remonstrantse bouwtekenin gen worden in een bijlage beschreven met slechts een enkele verwijzing naar de inventaris (nr. 175 moet zijn: 173). Dergelijke verschillen zouden bij afzonder lijke uitgave van de inventarissen nauwelijks opvallen, maar kunnen in een bundel storend gaan werken. Een meer principieel verschil vinden we in de be handeling van de kerkelijke verenigingen e.d. In de doopsgezinde en remon strantse inventaris worden hun archieven (of administratieve eenheden, maar er behoren echte notulen bij) opgenomen in de rubriek aktiviteiten resp. onder het archief van de kerkeraad, bij Luther daarentegen zijn ze met elkaar onder gebracht in een aparte hoofdafdeling Archieven van verenigingen, commissies e.d. Hier is de interpretatie van het begrip archief dus wel van invloed op de indeling van de inventaris. Of inderdaad de modernere oplossing ook door de tegenwoordige gebruiker van een archiefinventaris als beter (d.w.z gemakkelijker in het gebruik) ervaren zal worden dan de meer ouderwetse vorm van de Lutherse inventaris, die in hoofdzaak uit 1930 stamt, moet nog worden afgewacht. Afgezien van dit soort toch al weer perfectionistische overwegingen moet zonder voor behoud geconcludeerd worden, dat de beoefenaar van de vaderlandse kerk- [464] geschiedenis of van de lokale geschiedenis een belangrijk instrument rijker is geworden om zijn vak of hobby nog meer achter- en/of ondergrond te geven. Ter gelegenheid van het verschijnen van de Utrechtse bundel was in het najaar van 1973 in de expositiezaal van het archiefgebouw een tentoonstelling ingericht van de archieven der Doopsgezinden, Remonstranten en Lutheranen. Hierbij behoorde een eenvoudig uitgevoerde maar inhoudrijke catalogus. Ook voor wie de tentoonstelling niet bezocht is deze catalogus een waardevol aanhangsel van de in ventarisbundel. Hier worden nu eens de bibliotheek- en museumstukken naar voren gehaald ter illustratie van de archieven inplaats van, zoals vaker gebeurt, andersom. De ook door de drie gedegen kerkhistorische inleidingen belangrijke Utrechtse bundel is nog verkrijgbaar voor 25,bij het gemeentearchief aldaar. J. H. Rombach Journal of Medieval History, volume 1, number 1, April 1975, North- Holland Publishing Company, Amsterdam. De Noord-Hollandsche Uitgeversmaatschappij is begonnen met de uitgave van een nieuw internationaal tijdschrift op het gebied van de middeleeuwse geschie denis van Europa, met inbegrip van Groot-Brittannië en Ierland, Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Als general editor fungeert prof. Richard Vaughan (University of Huil), bijgestaan door een team van associate editors, gevormd door mediëvisten uit de Verenigde Staten, Engeland, Frankrijk, West-Duitsland, Italië, Noorwegen, België (prof. R. van Caenegem, Gent) en Nederland (prof. F. W. N. Hugenholtz, Utrecht). Alle aspecten van de middeleeuwse geschiedenis van boven genoemde gebieden kunnen in dit tijdschrift aan de orde komen, maar de voor keur van de redactie zal uitgaan naar thema's, die buiten het specialisme van bestaande tijdschriften liggen; concurrentie ligt niet in de bedoeling. De artikelen zullen worden uitgegeven in het Engels, Frans of Duits, elk voorafgegaan door een Engelstalige samenvatting. Ook belangrijke artikelen, die reeds in weinig bekende talen zijn gepubliceerd, kunnen in dit tijdschrift in Engelse vertaling worden opgenomen. Iedere jaarlijkse volume zal bestaan uit vier afleveringen van elk ongeveer 100 bladzijden. Elke aflevering bevat 4 tot 6 artikelen en boven dien een sectie met informatie over belangrijke recente boeken betreffende mid deleeuwse onderwerpen. Deze informatie wordt door de uitgevers van nieuwe boeken gegeven in de vorm van aankondigingen met korte aanduiding van de inhoud; boekrecensies blijven achterwege. Tenslotte wil ik wijzen op de uitvoerige 'notice to contributors', in deze eerste aflevering op p. 113-116, waaruit ik met name aanstip de voorgeschreven uni forme wijze van verwerking van noten en litteratuur bij de artikelen. De noten worden na het artikel geplaatst, gevolgd door een opgave van litteratuur en ge drukte bronnen, alfabetisch op naam van de schrijver of uitgever, waarnaar in de tekst van het artikel door middel van een tussen haken geplaatste verkorte aan duiding met vermelding van een pagina wordt verwezen. De noten dienen voor het geven van nadere toelichting en vooral voor het verwijzen naar ongedrukt bron nenmateriaal en het vermelden van citaten. P. H. J. van der Laan [465]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 29