Boekbespreking Die Lehnregister des Herzogtums Kleve, becirbeitet von E. Dösseler und F. W. Oediger, 1974, Siegburg (gebonden D.M. 94) De statige reeks uitgaven van het Hauptstaatsarchiv te Diisseldorf, met de be schrijving van de 'Bestande' die aldaar berusten, is thans vervolgd met een uit gave van de Kleefse leenregisters1. Gezien de vrij grote hoeveelheid lenen, aan Kleef leenroerig, die op het oud-Gelderse gebied lagen, is deze uitgave voor Gelderland en Noord-Limburg van groot belang. Reeds in de eerste Band, in noot1 vermeld, bevond zich een alfabetische lijst van alle Kleefse leengoederen, maar een onderscheiding naar het territoir waar zij lagen, is daarin alleen met enige moeite na te gaan. Aangezien de onderhavige uitgave geheel alfabetisch is ingericht, zou zich dezelfde moeilijkheid voordoen, ware het niet dat op blz. 734 vlg. een lijst is afgedrukt van 1678, vervaardigd door de Ieensecretaris dr. Adr. Wüsthaus, die de namen der lenen, gerangschikt naar de gerichten, waarin zij liggen, opsomt. Afzonderlijke leenregisters van Kleef, meestal gecombineerd met die van het graafschap Mark, zijn sedert ongeveer 1432 gevoerd, maar in andere registers van de Kleefse kanselarij zijn reeds leenakten te vinden van ongeveer 1360 af. Eenzelfde geval doet zich voor in de Gelders-Zutphense kanselarij, die leenakten vermeldt van het jaar 1326 af, en waar de leenregistratie begint in 1370. De bewerkers van het hier besproken boek hebben niet de beschikking gehad over een reeds bestaand en min of meer zorgvuldig bijgehouden repertorium, zoals dat in Gelderland (van Van Reydt) bestond, doch hebben aan de hand van de akten een nieuw repertorium moeten samenstellen. Aan de schrijver dezes is eenzelfde arbeid ten deel gevallen bij het bewerken van de leenregisters van het Huis Bergh, en hij kan dus zijn welgemeende hulde brengen aan het doorzettings vermogen van de samenstellers van dit enorme werk. Een lijst van de leenregisters en de daaraan voorafgaande meer algemene registers is te vinden op blz. XI en vlg. Zoals ik aan het hoofd dezes al zeide, deze uitgave is van uitzonderlijk belang voor Gelderland en Noord-Limburg. Om er een indruk van te geven, geef ik hier een overzicht van de belangrijkste goederen in ons gewest, aan Kleef leenroerig. Zij liggen, zoals men zal zien, voornamelijk in het kwartier van Nijmegen. Enkele liggen op de Veluwe of in de Graafschap. Dat het later Kleefse gebied zoals de Lymers veel genoemd wordt, spreekt voor zich zelf, hetzelfde is voor Huissen het geval en in de streek van Emmerik. 1 Tot dusverre zijn verschenen: I. Landes- und Gerichtsarchive von Jülich-Berg, Kleve- Mark, Moers und Geldern. II. Kurköln (Landesarchiv und Gerichte) Herrschaften, Nie- derrheinisch-Westfalischer Kreis. IV. Stifts- und Klosterarchive, Bestandsübersichten. V. Archive Nichtstaatlicher Herkunft und Handschriften. Deze delen zijn alle bewerkt door Friedr. Wilh. Oediger, de onlangs afgetreden Direktor van het Hauptstaatsarchiv te Düsseldorf. [456] Wij vinden dan in het kwartier van Nijmegen: Maasakker en Hernen in Maas en Waal, de heerlijkheden Malden en Beek, Loenen, Wolferen en Doornik in de Overbetuwe. In het kwartier van Zutphen worden genoemd de Kemenade, Wijn bergen en Averkamp bij Ulft. Bij uitzondering treft men een leen aan op de Veluwe, waarvan vooral belangrijk is de vermelding van het goed Loopen tussen Arnhem en Oosterbeek. Een uitzonderlijk leen is voorts wel het huis Woudenberg in het Sticht, waarop prof. Van Iterson in het Utrechts jaarboekje van 1969 reeds de aandacht vestigde. Soms wordt men teleurgesteld, als de beleningen plotseling ophouden. Het ver dwijnen van 'verduisterde' lenen is bij alle leenkamers echter een bekend ver schijnsel. Zoals gezegd zijn de lenen in de z.g. Kleefse enclaves zeer talrijk, o.m. in de streek van Huissen en in de eigenlijke Lymers. Merkwaardigerwijs wordt onder de lenen in het ambt Huissen ook genoemd de heerlijkheid Wolferen, een oeroud Kleefs bezit, waarvan men de interessante historie in de 'Quellen' van Ilgen (I, blz. 412 vlg.) kan lezen. Onder het ambt Duffel worden door Wüsthaus gerang schikt de aanzienlijke lenen de Bylandt, Millingen en Loei bij Didam, onder het ambt Lymers en Emmerik vindt men genoemd de Loehorst te Duiven, de Hof te Keppel en de belangrijke Ringenbergse tiend op de Veluwe. Doordat bij de meeste leenakten de belendingen uitvoerig worden vermeld, vindt men hierin een massa gegevens over veldnamen; een rijke bron voor de toponomie. Behalve deze topografische gegevens komen ook de families, die de leengoederen bezeten hebben tot hun recht. De geslachten, die zowel in Gelderland als in het Kleefse land gezeteld hebben, verschijnen in deze publicatie in ruime mate. Ik noem hier de geslachten Boetselaer, Bylandt, Doornick, Ulft en Stepraedt. Naar ik vermoed kan men hier de bewijsplaatsen aantreffen, door Van Spaen in zijn boeken en in zijn geschreven genealogiën vermeld, als ontleend aan het Kleefse archief. Op een ietwat verborgen plaats, nl. in een noot op blz. XIX van de inleiding, kan men de oplossing vinden van de vraag naar de herkomst van de z.g. Reifer- scheidtse of Rypperse lenen, over welker herkomst W. A. Beelaerts in zijn disser tatie-' geen antwoord kon geven. Daaruit blijkt, dat dit lenen waren, die bij de schenking van de hof te Hommersum, een Gelders leen, door den heer van Reiffer- scheidt aan de abdij Grafenthal in 1291, door de graaf van Gelre de aan hem leenroerige goederen werden voorbehouden. Bij het doorbladeren van dit enorme repertorium (XX 920 blz.) kan het niet anders, of er zullen enkele vragen rijzen. Zo is het niet duidelijk, waarom het Huis Ulft (n. 811) onder Huethum is gelocaliseerd, terwijl het uit de akte toch duidelijk blijkt dat hier sprake is van Ulft en de gerichten van Huethum en Rechen. Een goed te Zetten (n. 954), duidelijk bepaald door de belending Renwicker broek, is ten onrechte geplaatst onder Zeddam. Dat in n. 944 de familienaam De Ranitz als 2 Jhr. W. A. Beelaerts van Blokland, De praktijk van het leenrecht in Gelderland (Leiden 1910), blz. 99. [457]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 25