te worden opgevoerd. De bedoelde kwaliteiten van dit andere materiaal dienen te blijken uit rapporten van neutrale instellingen (bij voorkeur TNO). §13. Bij aanwending van een traditionele baksteen dienen de muren te worden uitgevoerd in een dikte van één steen, tevens voorzien van een muur in een dikte van Yi steen (ca. 11 cm) tussen welke beide muren een spouw van ten minste 6 cm. 14. Indien het onvermijdbaar is om een archiefbewaarplaats ondergronds te situeren, moeten de muren in gewapend beton worden uitgevoerd. 15. Indien de muren van de archiefbewaarplaats in beton worden uitgevoerd, en deze muren tevens door de aanwending van ander materiaal tot het vereiste warmtegeleidings- en diffusiecoëfficiënt worden gebracht, dienen de bedoelde kwaliteiten van dit andere materiaal te blijken uit rapporten van neutrale instel lingen (bij voorkeur TNO). Het voorgaande is op overeenkomstige wijze van toepassing bij de constructie van het plafond. 16. De draagkracht van het plafond van de archiefbewaarplaats moet be rekend zijn naar de maximale belasting bij instorting van eventuele bovengelegen delen van het gebouw of van belendende panden; de draagkracht mag niet minder zijn dan 1000 kg per vierkante meter bij nuttige belasting. De toepassing van stalen balken in de constructie is ongewenst. 17. De draagkracht van de vloeren, bij inrichting der archiefbewaarplaats met vaste rekken, moet berekend zijn op een nuttige belasting van minimaal 1000 c.q. 1200 of 1400 kg per vierkante meter, afhankelijk van de aanwending van 5, 6 of 7 legplanken. Bij toepassing van verrijdbare rekken dient de draag kracht naar evenredigheid te worden verhoogd op basis van de vereisten bij toe passing van vaste rekken. Hierbij moet rekening worden gehouden met de nadere eisen zoals die samenhangen met de specifieke uitvoering van het beoogde sy steem der verrijdbare rekken. In het geval van een beoogde toepassing van verrijdbare rekken dient, bij de constructie van de vloer, rekening te worden gehouden met de voor de me chanische functionering dezer rekken benodigde electrische en andere voorzienin gen zoals ingestorte buizen voor de aanleg van leidingen van een voldoende stroomsterkte en een 3 cm lagere situering van de vloeren teneinde het storten van een afwerkvloer met rails mogelijk te maken. 18. De vloeren, wanden en plafonds moeten vlak en glad worden afgewerkt. De vloeren dienen te worden voorzien van een slijtvaste en stofvrije bovenlaag. 19. De leidingen van de verlichting, verwarming, telefoon enz., bedoeld in 6, moeten via waterdichte en brandwerende (brandbestendige) mantelbuizen door de wanden en plafonds worden gevoerd. De leidingen moeten zoveel mogelijk boven de grondwaterstand worden ingevoerd. 20. Zeer grote archiefbewaarplaatsen behoren brandvrij in afdelingen te wor- den onderverdeeld. Indien enige afdelingen boven elkaar liggen moeten de ver bindingstrappen, alsmede de toegangen tot een eventuele lift, brandvrij van deze afdelingen zijn afgescheiden. §21. Een archiefbewaarplaats moet een vrije hoogte van ca. 2,5 meter hebben. De toepassing van dubbel-hoge ruimten met een roostervloer ter halverhoogte van de rekken moet, uit een oogpunt van brandgevaar, worden beschouwd als een noodoplossing. Deze noodoplossing is slechts toelaatbaar in het geval dat de be schikbare vrije hoogte ontoereikend is voor de volledige constructie van boven elkaar gelegen afdelingen. 22. Indien in een archiefbewaarplaats dragende kolommen worden aange bracht, dan moet de plaatsing van deze kolommen zodanig zijn dat een gelijk matige indeling van de ruimte met zowel vaste als verrijdbare rekken mogelijk blijft zonder dat kolommen de gangpaden versperren. b. Toegang 23. Indien de archiefbewaarplaats is gevestigd in een administratiegebouw, verdient het aanbeveling de toegang tot de archiefbewaarplaats te situeren in of althans zo dicht mogelijk bij het bureauvertrek van de functionaris die de feite lijke werkzaamheden verricht, voortvloeiend uit het beheer van de in deze be waarplaats aanwezige bescheiden. Het verdient tevens aanbeveling om bij de toegang een soort luchtsluis te bouwen, dit in verband met de instandhouding van het klimaat. 24. De rechtstreekse toegang vanuit het bureauvertrek van de functionaris, bedoeld in 23, is onmisbaar indien deze archiefbewaarplaats archief staat op gesteld dat zich nog in de dynamische fase bevindt. 25. In gebouwen, waarin zich een in étages onderverdeelde archiefbewaar plaats bevindt, en die tevens de overige ruimten bevatten genoemd in 5, moet een buiten langs de archiefbewaarplaats lopende boekenlift aanwezig zijn. De liftschacht daarvan moet op elke étage afsluitbaar zijn met een stalen luik, tevens dient deze liftschacht uit te komen op de étage waar de voor raadpleging der archieven bestemde ruimte is gesitueerd. 26. Een toegang tot een archiefbewaarplaats moet afgesloten zijn door een deur met een brandwerend vermogen als genoemd in 7; deze deur behoeft niet inbraakvrij te zijn. Indien de deur in een kozijn sluit, moet dit hetzelfde brand werend vermogen bezitten als de deur. De sponningbreedte moet tenminste 25 mm bedragen. Een draaideur moet naar buiten opengaan. De deur moet af sluitbaar zijn. De onderkant van de deur moet 25 cm hoger komen dan de vloer van de aan de archiefbewaarplaats grenzende ruimte. 27. Ligt de archiefbewaarplaats in een souterrain dan verdient het de voorkeur de ingang aan te brengen op de begane grond en wel via een brandvrije cabine, waarvan de vloer 25 cm hoger ligt dan de vloer van de aangrenzende ruimte. [445] [444]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 19