sturen zich eerstdaags in een gecombineerde vergadering beraden. Het is op dit moment nog niet mogelijk mede te delen hoe de voorstellen die u zullen bereiken precies gaan luiden. Wel kan alvast meegedeeld worden, dat het bestuur van de VWAO geen heil meer ziet in het behartigen van de materiële belangen van de gediplomeerde archiefambtenaar op de wijze waarop dit nu geschiedt en in ieder geval opheffing van de VWAO zal voorstellen'. Mr. Ketelaar wijst erop, dat het noodzakelijk is een goede procedure te ontwik kelen, zodat tijdens de besprekingen geen verwarring kan ontstaan wie met welk voorstel komt. Drs. Van der Meiden beaamt dit, omdat enerzijds de vraag is: zal de ledenvergadering besluiten tot opheffing, anderzijds: zal de VAN de materiële belangenbehartiging ter hand nemen en zo ja, hoe. Een intens beraad tussen de be sturen van de VAN en de VWAO zal noodzakelijk zijn. Op de vraag van mr. S. P. Dijkstra, wanneer het besluit is genomen, dat de VAN kan deelnemen aan het beraad in het Ambtenarencentrum en op welke gronden, antwoordt drs. Van der Meiden, dat dit nog niet 100% zeker is. Drs. J. N. T. van Albada zegt niet in te zien, waarom de VAN wel de materiële belangen moet behartigen, nu juist wordt voorgesteld de VWAO op te heffen, omdat zij geen taak meer ziet. Drs. Van der Meiden zet uiteen, dat deze vraag uitvoerig zal worden besproken in de gecombineerde bestuursvergadering op 17 februari a.s. Dr. Pirenne stelt aan de orde het bestuursvoorstel inzake de cursus voortgezette vorming voor registratoren, te organiseren door de SOD2. Drs. H. Bordewijk informeert naar het in het voorstel gehanteerde begrip 'volgens de code-VNG of daaraan verwante codes gevormde archieven'. Bij de door de rijksregistratoren gemaakte inventarissen zijn er nl. geen, die archieven betreffen, welke geordend zijn volgens een code. Mr. K. Schaap zegt, dat ook nu vele archie ven, die nog onder de administratie berusten, niet volgens een code zijn geordend, b.v. financiële archieven, commissie-archieven. Zijns inziens betreft het de inven tarisatie van archieven, die jonger zijn dan 50 jaren en die nog niet overgebracht zijn naar een archiefbewaarplaats. Op de vraag van drs. Bordewijk, wat nu de afspraak is met het bestuur van de SOD, antwoordt drs. B. Woelderink, dat het de niet- overgebrachte archieven aangaat en daarvan de archieven, die volgens een deci male code zijn geordend. Vervolgens wordt gesproken over de aanwijzing van slechts één persoon door de VAN. Naar de mening van drs. Bordewijk ware het beter, dat de VAN er drie zou aanwijzen. De voorzitter zet uiteen, dat de SOD gevraagd heeft één persoon namens de VAN aan te wijzen, zoals zij ook gevraagd heeft aan de Rijksarchiefdienst, de Rijks Archiefschool en de Kring van Archiefinspecteurs ieder één persoon aan te wijzen. De zelfstandige funktie van de verschillende organen wordt aldus gehono reerd. Hij zegt toe, dat de aanwijzing van de VAN-afgevaardigde zal geschieden na en overeenkomstig het advies van de Kring van Gemeente- en Streekarchivarissen. De heren mr. E. D. Eijken en drs. A. G. Poelen vinden het geen juiste oplossing, dat de VAN per se een gemeentearchivaris zal aanwijzen. De VAN is de vertegen- 2 Zie voor de tekst van het bestuursvoorstel hierna blz. 334. 332 woordiger van het archiefwezen in haar geheel, niet van de gemeentearchivarissen alleen. Zij stellen voor, dat naast de VAN ook de Kring van Gemeente- en Streek archivarissen één persoon aanwijst. Dan is de VAN bovendien vrijer in het aan wijzen van een afgevaardigde. De voorzitter antwoordt, dat de begeleidingscom missie geheel zal bestaan uit archivarissen en dat aanwijzing van twee personen door de VAN of door de VAN en de Kring van Gemeente- en Streekarchivarissen geen haalbare zaak is. De commissie mag ook niet te groot worden. Mr. Ketelaar acht aanwijzing van één lid door de VAN zeer wenselijk, daar in de VAN steeds de mogelijkheid aanwezig is in open forum te spreken over de cursus. Jhr. mr. dr. G. F. Sandberg ziet geen taak voor de rijksarchiefdienst in deze com missie. De voorzitter zegt, dat de commissie niet alleen bestemd is voor de bege leiding van de cursus voor gemeenteambtenaren, maar ook voor in de toekomst eventueel nog te organiseren cursussen voor rijksregistratoren. Drs. R. A. D. Renting ziet geen nut in de begeleidingscommissie. Door de be perking van de soort archieven, die voor inventarisatie door registratoren in aan merking komen, is zijns inziens geen taak voor de archivarissen weggelegd in deze commissie. Mr. Ketelaar merkt op, dat krachtens de Archiefwet 1962 en het Archiefbesluit wel een taak voor de archivarissen is weggelegd. Zij hebben immers het toezicht op het beheer van de niet overgebrachte gemeentearchieven. Drs. Woelderink zet uiteen, dat er wel raakvlakken zijn: de registratoren verzorgen de archieven, die later onder het beheer van de archivarissen komen te berusten. Deze laatsten hebben er alle baat bij, wanneer bij de inventarisatie door de regis tratoren reeds inspraak van de archivarissen kan plaatsvinden. Bovendien is het van belang een goede samenwerking tot stand te brengen tussen de registratoren en de archivarissen. Drs. F. C. Berkenvelder, voorzitter van de Kring van Gemeente- en Streekarchi varissen, deelt mee, dat de Kring zich achter het voorstel van het bestuur stelt, op voorwaarde dat de VAN-vertegenwoordiger uit de Kring wordt gekozen. Dr. Pirenne vraagt of de vergadering accoord gaat met de als volgt gewijzigde tekst van het voorstel, die betrekking heeft op de samenstelling van de commissie: Tussen de besturen van de VAN en de SOD is dan ook overeenstemming bereikt over de samenstelling van een begeleidingscommissie, welke zal bestaan uit verte genwoordigers van SOD. het gemeentelijke archiefwezen, aan te wijzen door de VAN in overleg niet de Kring van Gemeente- en Streekarchivarissen, Rijksarchief dienst, Rijks Archiefschool, alsmede een provinciale archiefinspecteur, aan te wijzen door het Interprovinciale Overleg'. De vergadering stemt met dit voorstel in. Voorts wordt gesproken over de bestaansgrond van de bedoelde cursus. Drs. J. N. T. van Albada ziet niet de noodzaak om voor de inventarisatie een aparte cursus in te richten. De cursus SOD-II is daarvoor bestemd. Drs. Caminada deelt mee, dat het technisch niet mogelijk is deze meer uitgebreide stof in cursus II in te passen. De heer H. J. van Meerendonk vult aan, dat het hier vooral gaat om een praktische begeleiding; een behoefte, die reeds jaren lang bestaat bij de SOD. Drs. H. Bordewijk houdt een pleidooi en ziet hierin een taak voor het bestuur om 333 j

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 3