bestanddelen zijn vanaf 1899 gedeponeerd geweest op diverse archiefbewaarplaatsen en op de Koninklijke Bibliotheek; in veel gevallen kon een redelijke schikking be reikt worden en de gedeponeerde stukken zijn voor het merendeel teruggeplaatst in het familiearchief. De tijden zijn wèl veranderd: zo verheugd als we nu zijn over het weer bijeenbrengen van stukken uit dit verspreide archief, zo verheugd waren de archivarissen van weleer met de stukken die zij toen uit dit archief toevertrouwd kregen. Ik neem overigens aan dat, hoewel dit archief in particulier beheer is, het toch voor serieuze onderzoekers te raadplegen is, al wordt dat in de inventaris niet met zoveel woorden vermeld. De naar mijn smaak wel zeer uitvoerige beschrijving van de stukken zal hier ook wel mee samenhangen; op deze wijze wordt voorkomen dat meer stukken ter raadpleging gegeven worden dan de onderzoeker nodig heeft. Nu dan het schema van indeling. Mr. Schutte heeft de inventaris in drie hoofdstuk ken verdeeld: I. Stukken betreffende personen en goederen, onderverdeeld in A: Personen, B: Goederen. II. Verzamelde stukken, bestaande uit stukken betreffende het archief, en genealogica. III. Stukken waarvan de samenhang met het archief niet is gebleken. Het in de aanvang van dit artikel geschetste schema is hier gemakkelijk in te her kennen, alleen is de rubriek 'Algemeen' nu hoofdstuk II geworden. Mr. Schutte sluit zich hierin aan bij drs. J. Fox die hiervoor al eerder heeft gepleit2. Mijn opmerkingen gelden de indeling van hoofdstuk I. In een vergelijkbaar geval heeft A. Pathuis in zijn inventaris 'Van Swinderen'3 het archief van elke tak afzonderlijk beschreven, en kwam zo tot acht hoofdstukken, telkens onderverdeeld in een persoonlijk en een zakelijk gedeelte. Het komt mij voor dat dit toch te verkiezen is; het archief van een tak van een familie moet gezien worden als een afzonderlijk familiearchief en dient dan ook als zodanig behandeld te worden. Nu kan men, kiezende voor een indeling als die welke mr. Schutte gebruikt heeft, de takken toch wel gescheiden houden, eerst in het persoonlijk, daarna in het zakelijk gedeelte, maar dat is hier niet gebeurd. De archieven van de afzonderlijke leden der familie Teding van Berkhout zijn nameljjk in chronologische volgorde geplaatst, zodat telkens weer een andere tak aan de orde is. De stukken afkomstig van ver wante families staan per generatie gerangschikt. Er is dus geen rekening gehouden met het onderling verband dat toch wel bestaat: zo tussen de archivalia Van Heems- kerck met o.a. Albinus, Fannius, Testart en De Bosset, en tussen de archivallia Van Kretschmar met o.a. Mogge. Van Orliens en Von Rosenstrauch. Bovendien hadden de stukken van sommige families evengoed, zo niet beter, geplaatst kunnen worden bij de persoonlijke archieven van de Berkhouts. Ik doel hier op de stukken betref fende nalatenschappen van bloedverwanten van een echtgenote e.d. De index op namen en vooral het uitvoerig genealogisch overzicht achterin de inventaris heffen de aan deze ordening verbonden bezwaren echter grotendeels op. Deze hulpmiddejen baten echter weinig bij dat gedeelte van de inventaris, waarin de stukken betreffende goederen beschreven worden. De samensteller volgt hier een 2 Nederlands Archievenblad 76 (1972) blz. 284-287. 3 A. Pathuis. Inventaris van archieven van leden der geslachten De Marees van Swinde ren en Van Swinderen. (Rijksarchief Groningen, 1972). 394] topografische indeling. Binnen die indeling zijn de stukken in chronologische volg orde beschreven, stuk voor stuk. Het gevolg daarvan is, dat de samenhang van de stukken verbroken wordt. In het bijzonder valt dat op bij Haarlem en Bloemen- daal. Ik heb de indruk dat leden van de familie Teding van Berkhout daar pas in de 19e eeuw goederen verwierven, vaak door huwelijk. Het tijdstip van verwerving door de Berkhouts c.q. de aangetrouwde familie was een beter uitgangspunt geweest voor de beschrijving; de oudere stukken zijn dan als retroakten te beschouwen. De uitvoerige regest-achtige beschrijving van deze retroakten zou in een bijlage van de inventaris beter op zijn plaats zijn en de gebruiker zou door de beknoptheid van de inventaris zelf een beter inzicht krijgen in de wijze van verwerving en de verdeling van de goederen over de verschillende takken der familie. Over de hieraan ver bonden problemen heeft mr. A.P. van Schilfgaarde indertijd zinnige dingen gezegd in zijn bespreking van de inventaris van het huisarchief Rechteren, waarin de af zonderlijke archieven in het zakelijk gedeelte evenmin gescheiden gehouden waren4. Ik vraag mij echter af of de indeling persoonlijk-zakelijk in dit archief wel zo nodig is. Het is moeilijk om af te wijken van een wijze van indeling die tientallen jaren door velen met meer of minder succes is gebruikt, en die bovendien de indruk geeft van grote overzichtelijkheid. Toch heeft Dr. I. H. van Eeghen dat al gedaan in haar inventarissen Backer (1954) en Bicker (1956) en zij legde daar in de inlei dingen rekenschap van af5. Het betrof hier regentenfamilies, die betrekkelijk weinig en slechts gedurende korte tijd achtereen vaste goederen hadden bezeten. Alleen die goederen welke door verschillende families achtereen werden bezeten, plaatste zij in de inventaris Backer in een afzonderlijke afdeling van de inventaris. In hoever deze methode bij het familiearchief Teding van Berkhout toegepast had kunnen worden, kan ik niet beoordelen. Kritiek is gemakkelijk, de praktijk moeilijk. Daar er echter in de toekomst nog wel meer familiearchieven beschreven zullen worden, zowel eenvoudige als gecompliceerde, meende ik te moeten wijzen op de bezwaren, verbonden aan het hanteren van een schema van indeling dat geen vérband heeft met de werkelijke struktuur van het archief. Het bovenstaande wekt misschien een wat negatieve indruk, die geen recht doet aan de vele verdiensten van deze inventaris. Een belangrijk en groot familiearchief is voor de onderzoeker toegankelijk gemaakt en de familie Teding van Berkhout kan zich zeker gelukkig prijzen met deze grondige beschrijving. Er is met grote zorg vuldigheid en nauwgezetheid gewerkt en de afwerking van de inventaris laat niets te wensen over: er is een index, een fraai genealogisch overzicht, veel informatie over de in het archief voorkomende personen, en ook typografisch ziet het er goed uit. Toch meende ik blijk te moeten geven van mijn anders gerichte opvattingen over de meest wenselijke indeling van de inventaris van een familiearchief. Het laatste woord hierover is intussen nog lang niet gezegd en ik hoop dat deze bespreking een discussie zal uitlokken die tot een dieper inzicht zou kunnen leiden. E. P. de Booy 1 Nederlands Archievenblad 49 (1941-1942) blz. 165-166. 3 I. H. van Eeghen, Inventaris van het familie-archief Backer (Amsterdam 1954) blz. 10. Idem. Inventaris van het familie-archief Bicker (Amsterdam 1956) blz. 8. 395

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 34