helft van de beëdigde schaarmeesters zou door Naarden worden benoemd, de andere door de dorpen. Konden de acht het niet eens worden, dan beslisten de Naardense vier en zou het volgende jaar de stem van de andere vier de doorslag geven. Hoeveel schaarbeesten op de meente gebracht mochten worden, werd in 1404 nog niet vastgesteld. Wie tot het gebruik gerechtigd waren, wordt tamelijk onduide lijk aangegeven: 'so sal men uut eiken huse, dair twee paer voles in woent, twee scaerbeesten meer moghen houden dan uut enen anderen huze, dair een paer volcs in woent'. De veranderde economische en sociale struktuur, met name de toevloed van 'arme' vreemdelingen naar Naarden en de bevolkingstoeneming in het Gooi, heeft opnieuw tot conflicten geleid. Kon men uit de schaarbrief van 1404 concluderen dat het schaarrecht een zakelijk recht was, verbonden aan een hoeve, kennelijk begon tevens de gedachte veld te winnen dat het om een persoonlijk recht ging, dat niet ongelimi teerd kon en mocht worden vergeven. In economisch opzicht kwamen de arme erfgooiers die vaak bij gebrek aan vee niet eens in staat waren hun recht op de meente geldend te maken in de verdrukking. Op 4 mei 1442 kwam men tot een nieuw, veel gedetailleerder akkoord, de 'tweede schaarbrief'3, betreffende het ge bruik van de gemene gronden. Er werd bij deze overeenkomst een maximum van acht schaarbeesten vastgesteld per gerechtigde. Tevens werd een aantal voorwaarden gesteld om gerechtigde in de meente te kunnen zijn. De toevloed van nieuwe gerech tigden trachtte men te stuiten door strenge voorwaarden van welstand te stellen voor het verkrijgen van het groot-burgerschap van het expanderende Naarden. De 'arme' vreemdelingen werden geweerd en men hoopte zo overscharing te voorkomen. Het akkoord van 1442 werd voor de duur van 75 jaar gesloten. In 1516 verbood Naarden bij ordonnantie op de gemene heidegronden bij Hilver sum en Laren de, naar Naardens inzien, te sterke beweiding met schapen. Beide dorpen zagen in de uitvoering van deze ordonnantie een aanslag op de bestaans mogelijkheden van de schapenhouders. In de omgeving van deze dorpen kon men ook moeilijk ander vee houden, omdat de gemene weidegronden veel verder weg lagen. Hilversum en Laren dienden tegen deze eenzijdige inbreuk op de sinds 75 jaar gevestigde orde een klacht in bij het Hof van Holland. Het Hof bepaalde bij interlocutoir vonnis van 30 mei 1517, dat de toestand voorlopig gehandhaafd moest blijven zoals die vóór de uitvaardiging van de Naardense ordonnantie was ge weest; dit, totdat een nieuwe overeenkomst tussen partijen zou zijn gesloten. Dit vonnis, waartegen die van Naarden, Huizen, Blaricum, Oud- en Nieuw Bussum in appèl waren gegaan, werd op 11 juli 1520 door de Grote Raad van Mechelen bevestigd6. 5 Tekst van de tweede schaarbrief bij Enklaar, MRG, 308-314; verder Sebus, De erf gooiers, 57-79; Enklaar, Geschiedenis van Gooiland I, 91-95 en De Vrankrijker, Slad en Lande van Gooiland, 16-18. 0 Tekst van interlocutoir vonnis van het Hof bij Enklaar, MRG. 347-348; tekst van sententie van de Grote Raad bij Enklaar, MRG, 348-353; zie ook J. Th. de Smidt e.a., Chronologische lijsten der geëxtendeerde sententiën berustende in het archief van de Grote Raad van Mechelen. Deel II 1504-1531. (Utrecht) 1971, 236-237 (Werken Vereeni- ging OVR 3e reeks Nr. 21). Verder: Sebus, De erfgooiers, 145-149 en Enklaar, Geschie denisvan Gooiland I, 137. 382] In het nieuwe proces voor het Hof van Holland, waarvan de volledige dossiers der door beide partijen ingediende stukken zijn overgeleverd7, eiste de magistraat van Naarden, dat de schaar voortaan zou worden verminderd van acht tot zes schaar beesten per gerechtigde in de gemeente. De oorzaak van het geschil lag kennelijk in een economische belangentegenstelling. Naarden stelde, dat de intensiever ge worden beweiding van de meente door gerechtigden uit de Gooise dorpen leidde tot verminderde waarde en opbrengst van het vee. De tegenpartij stelde daar tegen over, dat door bevolkingstoeneming en landafslag de meente weliswaar dreigde te intensief beweid te worden, maar dat het directe nadeel van de gerechtigden uit Naarden blijkbaar niet zo groot was, gezien het feit dat Naarden zeker honderd scharen aan derden had verpacht. Nadat raadsheren-commissaris van den Hove ten behoeve van beide partijen ter plaatse inspectie-oculair hadden gehouden», hakte het Hof op 22 december 1546 de knoop door in het voordeel van Naarden1'. De Gooise dorpen gingen in appèl bij de Grote Raad, maar ze kregen daar nul op het request: bij sententie van 1 september 1548 bevestigde de Grote Raad van Mechelen het vonnis van het Hof16. Processtukken die voor de Grote Raad hebben gediend, hebben wij niet teruggevonden'1. De kaart van de meente van Gooiland. Tijdens het proces voor het Hof van Holland heeft de magistraat van Naarden ter adstructie van haar argumenten de plaatselijke situatie voor de rechters in Den Haag willen visualiseren. Het gebruik van de kaart in processen valt reeds in de 15de eeuw waar te nemen12, doch het vond vooral sinds het begin van de 16de eeuw veelvuldig toepassing16. De Naardense magistraat verwijst in de verdere door ARA Brussel, Grote Raad van Mechelen, Beroepen uit Holland, dossier nr. 447; zie A. H. Huussen jr., Inventaris en beschrijving van de processtukken dossiersbehorende tot de Beroepen uit Holland, berustende in het achief van de Grote Raad van Mechelen Algemeen Rijksarchief Brussel. Deel V. Amsterdam 1968. nr. 447. 8 Ibidem dossier 447, deel I, sub 1 en deel II, sub N. 9 ARA 's-Gravenhage, Hof van Holland 518 sub 159 (net) en in 1048 (klad); het dictum van dit vonnis ook bij Enklaar, MRG, 370-371. 10 Tekst van sententie Grote Raad bij Enklaar, MRG, 373-379; verder: Sebus, De erf gooiers, 196-200 en Enklaar, Geschiedenis van Gooiland I, 138. 11 Wij hebben daarvoor gezocht in het oud-archief van de Vereniging Stad en Lande van Gooiland te Hilversum; voor de toestemming tot raadpleging der archivalia en voor de betoonde gastvrijheid danken wij gaarne de voorzitter en de secretaris van de Vereniging, de heien Mr. M. Tydeman en H. C. de Jager. Tevens werd door ons een onderzoek ingesteld in het oud-archief van de gemeente Naarden. Het feit dat wij de gezochte stukken niet hebben gevonden, hoeft overigens niet te betekenen dat ze verloren zijn gegaan. Het is waarschijnlijk dat partijen te Mechelen slechts mondeling hebben gepleit en dat de Grote Raad zich verder heeft gebaseerd op de door het Hof van Holland overgezonden processtukken: in de sententie heet het dan ook, dat de zaak is beoordeeld 'ex eisdem actis'; daarbij komt dan nog het feit dat de procureur van appellanten voor de Grote Raad verstek liet gaan. Zie Enklaar, MRG, 378. 12 F. de Dainville, Cartes et contestations au XVe siècle, in: Imago Mundi, a review of early cartography 24 (1970) 99-121. 13 A. H. Huussen jr., Jurisprudentie en kartografie in de XVe en XVle eeuw. Brussel 1974 (Algemeen Rijksarchief. Miscellanea Archivistica V). 383

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 28