De oudste kaart van de meente in Gooiland 1545) gevens. Daarnaast kan het practisch zijn veel gebruikte of gevraagde feitenb.v. op fiches vast te leggen. c) Architecten die in de streek waarop de verzameling betrekking heeft werkzaam geweest zijn. d) In andere verzamelingen (openbaar of particulier) aanwezige afbeeldingen be treffende het verzamelgebied. Gegevens hierover zijn nuttig voor het verwerven van reprodukties, het lenen voor tentoonstellingen en verwijzen van derden. P. Ratsma 380] Ruim veertig jaar geleden publiceerde Enklaar in dit tijdschrift een artikel over 'de oudste kaarten van Gooiland en zijn grensgebieden'1. De vier door Enklaar behan delde kaarten uit de periode ca. 1470 tot 1550 hebben betrekking op de grensge schillen tussen Gooiland en het Sticht. Aan het slot van zijn artikel wijst Enklaar nog op enkele verwijzingen in de bronnen naar kaarten die verloren schijnen te zijn gegaan2. Hij besluit zijn opstel met de optimistische woorden: 'Wie weet, wat er nog verder uit het duister der archieven aan het licht te brengen valt'3. Nu zijn de meeste archiefbewaarplaatsen tegenwoordig aanzienlijk minder duister dan blijkbaar in Enklaar's tijd het geval was mogelijk is het mede daaraan te danken, dat thans opnieuw een oude kaart van Gooiland 'aan het licht' is gekomen. Ook deze kaart (zie afb.) heeft gediend in een proces, zij het niet over een grens kwestie. Het proces over de scharing van de meente, 1545-1548 Begin 1545 maakte de magistraat van Naarden bij het Hof van Holland een proces aanhangig tegen de bestuurders van de Gooise dorpen Laren, Hilversum, Huizen en Blaricum betreffende beweiding van de gemene gronden. Aan dit proces was al anderhalve eeuw van nawijsbare geschillen voorafgegaan: het gebruik van de ge mene gronden had reeds in de 14de eeuw tot onenigheden tussen de gerechtigden aanleiding gegeven. Bij akkoord van 25 januari 1404, de zgn. 'eerste schaarbrief'4, waren Naarden en de Gooise dorpen overeengekomen dat jaarlijks acht schaarmeesters 'de schaar zouden zetten', d.w.z. een maximum zouden vaststellen voor het aantal stuks vee per gerechtigde in de meente. Dat maximum zou gebaseerd zijn op de overweging, dat aanwijzing van een hoger aantal tot overbeweiding aanleiding zou geven. De ene 1 NAB 39 (1931-32) 186-205. 2 Ibidem 203-204. 3 Ibidem 205. 4 Tekst van de eerste schaarbrief bij D. Th. Enklaar (uitg.), Middeleeuwsclie rechts bronnen van Stad en Lande van Gooiland. Utrecht 1932, 302-304 (Werken der Vereeni- ging tot Uitgaaf der Bronnen van het Oud-vaderlandsche Recht 3e reeks No. 3); verder afgekort als: MRG. Zie tevens: J. H. Sebus, De erfgooiers en hun gemeenschappelik bezit (tot 1568). Amsterdam 1934, 36-45; D. Th. Enklaar, Geschiedenis van Gooiland. Deel I De Middeleeuwen. Amsterdam 1939, 89-90 en A. C. I. de Vrankrijker, Stad en Lande van Gooiland. Geschiedenis en problemen van de erfgooiers 968-1968. Bussum 1968, 14-15. [381]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 27