die zich tot Nederlariu oeperken is voor dit doel ook net door de lupograf.sche Dienst gebruikte assenstelsel» te gebruiken (voordeel: de noord-zuid- en de oos wlst-assen kunnen met positieve hele getallen worden aangedu.d). Voor kaarten van gemeenten en van delen van gemeenten kan de bladindeling van een gemeen lijke kaart op grote schaal (bij voorkeur 1 1000) gebruikt worden. Voordeel van deze methode is, dat men een gebied kan aanduiden onafhankelijk van de geografische naam die het op een bepaald moment heeft. Nadeel >s^da.men het systeem niet met behulp van fiches kan hanteren. Bij de C.C.K. bestaat de mogelijkheid met behulp van de computer kaarten waarvan het afgebeelde gebie binnen gegeven coördinaten ligt, op te sporen11'. f) ordening der kaarten naar de kaartinhoud (ordening naar onderwerp). Bij de onder a t/m e besproken ordeningsmethoden is er stilzwijgend van uit gegaan dat de topografie de voornaamste inhoud van de kaarten in de verzameling is. In feite is dit in de topografisch-historische atlassen ook meestal wel het geva Kaarten, waarvan de hoofdinhoud niet de topografie is, worden wel thematische kaarten ge noemd (al is uiteraard topografie ook als een thema te beschouwen). De topogra fische informatie van thematische kaarten kan variëren van zeer uitvoerig tot bijna nihil, (zie NAB, 79e jg. blz. 151 onder i). Men kan de thematische kaarten in de catalogus onderbrengen bij de kaarten met een hoofdzakelijk topografische inhoud; het verdient dan aanbeveling de themati sche kaarten b.v. door een klapper op de kaartinhoud vindbaar te maken. Heeft m veel thematische kaarten in de verzameling, dan is het aanbevelenswaardig deze m een aparte afdeling, in rubrieken voor diverse thema's onderverdeeld, bijeen te brengen. g) kaarten behorend tot een serie, een atlas enz., (zie NAB, 79e jg. blz. 15Ö-Ï 51 onder f en g) kunnen desgewenst afzonderlijk in de catalogus opgenomen worden. Hetzelf de geldt voor kaarten, die b.v. als bijlage van een rapport gediend hebben. Een andere mogelijkheid is de serie, atlas enz. als geheel in de catalogus op te nemen en voor de afzonderlijke kaarten (eventueel alleen voor zover die op het verzamelgebied betrekking hebben) verwijzingen te maken. 7. Dynamisch beeldmateriaal (film, video e.d.)1' Dynamisch beeldmateriaal onderscheidt zich van het andere materiaal in de topo grafisch-historische atlas, doordat het geen momentopname geeft, maar een af beelding van een toestand gedurende een langere periode. De opnamen zijn dikwijls is Zie Catalogus van kaarten uitgegeven door de Topografische Dienst; Delft 1972. I®Z Lit E H. van de Waal, The application of geographicalcmordinatesfor theretrieva1 of maps in a computerised map-catalogue; in International Yearbook of Cartograp y, D^Rijksdiens^ vom 'het Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort gebruikt de geografische coördinaten om de plaatsen van bodemvondsten vast te ^ggem Zie noot 26 op blz. 152 bij mijn artikel over beschrijving in de 2e aflevering 1975 van het N.A.B. 376] op meerdere plaatsen gemaakt, het aantal personen dat in een film optreedt kan groot zijn, kortom, een film kan zoveel en zo uiteenlopende informatie geven, dat het toegankelijk maken van een filmcollectie heel wat werk geeft- Film, video en eventueel andere vormen van dynamische beelddocumentatie worden in één catalo gus bijeengebracht, aangezien ze zich wat de inhoud van hun informatie betreft niet van elkaar onderscheiden. Waar hier kortweg van film gesproken wordt, wordt mede ander dynamisch visueel materiaal bedoeld. We kunnen het dynamisch beeldmateriaal onderscheiden in: a) nieuwsfilms, bij voorbeeld Polygoon- en televisiejournaals. Meestal betreft het hier opnamen, die in een kort tijdsbestek gemaakt zijn; ze kunnen het best in chro nologische volgorde in de catalogus opgenomen worden. b) documentaire films. Vaak onderscheiden zij zich weinig van de nieuwsfilms; de nadruk ligt hier minder op de gebeurtenissen van een bepaald moment. Men kan de documentaires onderbrengen in verschillende rubrieken. c) speelfilms. Men zal deze vrij weinig in topografisch-historische atlassen aantref fen; meestal hebben ze dan een documentair karakter. Ze kunnen het beste bij de documentaires ingedeeld worden. De voorspelbaarheid van de vraag naar filmmateriaal is zeer moeilijk. De gebrui kers van filmmateriaal hebben sterk uiteenlopende behoeften. De een zal een com plete film over een bepaald onderwerp vragen, de ander opnamen van een bepaald persoon, een bepaalde plaats of toestand enz. Het ontsluitingssysteem dat de Stich ting Film en Wetenschap dat zeker voor wat grotere filmcollecties als voor beeld mag dienen heeft opgezet, tracht een zekere objectivering van de informa- toe over de filminhoud te bewerkstelligen, door het gebruik van een combinatie van maximaal vier indicatoren. Deze zijn: le. de persoonsindicatoren, 2e. de begrips- of onderwerpsindicatoren, 3e. de plaatsindicatoren, 4e. de periode-indicatoren (omdat filmopnamen vaak over een langere periode ge spreid liggen, waardoor een preciese datum moeilijk vast te stellen is, werkt de Stichting Film en Wetenschap met jaargroepen van 5 jaren in plaats van met jaartallen). Elke groep, van indicatoren wordt als ingang gebruikt. Het kaartsysteem kent nu vier afdelingen, zodat de betreffende film vanuit vier gezichtspunten opgezocht kan worden. Op de trefwoordkaarten (zie afbeelding 2b) is de film aangeduid door een nummer, ontleend aan de volgorde van de inhoudsbeschrijving. De nu besproken zeven hoofdgroepen in de catalogus zijn gevormd op grond van het verschil in informatie die de afbeeldingen geven. Natuurlijk blijft het mogelijk om daarnaast een onderscheid te maken naar de materie en de techniek, waarop en waarmee de afbeeldingen tot stand zijn gekomen. Men zou bij voorbeeld een af zonderlijke catalogus kunnen maken van de prenten en de tekeningen uit de ver zameling. Op grond hiervan zou men ook enkele soorten afbeeldingen, als prent- 377]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 25