rubrieken van de afdeling maatschappelijk leven (resp. beroepen of verkeer, sport, toneel). Eventueel kan men in die afdeling een aparte rubriek 'afbeeldingen van groepen' maken- Af te raden is de vroeger wel toegepaste gewoonte om bepaalde groepsafbeeldingen onder de topografie te brengen, b.v. de afbeelding van een groep regenten bij de afbeeldingen van het weeshuis. In de afdeling personalia brengt men de groepsafbeeldingen onder, die geen alge menere betekenis hebben, dan dat ze een voor de collectie interessante persoon met zijn relaties afbeelden, dus b.v. de persoon met zijn familie, met enkele vrienden enz. Staan op een dergelijke afbeelding meerdere personen die van belang zijn, dan moet er met verwijzingen gewerkt worden. 5. Technische of bouwtekeningen Men kan deze in de meeste gevallen in de catalogus indelen bij de afdeling topo grafie; bouwtekeningen van b.v. een kerk worden dan geplaatst bij de andere af beeldingen van deze kerk. Andere technische tekeningen, b.v. die betrekking hebben op de aanleg van straten, kunnen ingedeeld worden bij de kaarten en plattegronden. In vele atlassen worden de technische of bouwtekeningen echter in een aparte afde ling van de catalogus bijeengebracht, of worden bouwtekeningen, behorend tot een bepaald archief of afkomstig van een bepaalde architect, bijeengehouden en geza menlijk gecatalogiseerd- Een afdeling bouwtekeningen van de catalogus kan men op dezelfde wijze indelen als de topografie-afdeling; geografisch of onderwerpsgewijs (zie hiervoor punt C-l). De onderwerpsgewijze ordening heeft bij bouwtekeningen een aantal voordelen: de vraag ernaar komt vaak van kunsthistorisch geïnteresseerden, die belangstellen in een bepaald soort bouwwerken en men vindt bij de bouwtekeningen vaak ont werpen die nooit uitgevoerd en daarom geografisch moeilijk te plaatsen zijn. Voor de onderwerpsgewijze ordening van bouwtekeningen e.d. wordt wel een indeling toege past11, gebaseerd op die van de beschrijvingen in de serie 'Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst'; de rubrieken worden aangeduid met codes, b.v. VER verdedigingswerken, OND straatonderdelen, LSG gebouwen van liefdadig heid, sociale en gezondheidszorg. Elke rubriek is weer verdeeld in een aantal sub rubrieken. Wat betreft de technische tekeningen van werktuigen, voer- en vaartuigen, die men ook dikwijls in de verzameling vindt: men kan deze onderbrengen in de rubrieken van de afdeling maatschappelijk leven; heeft men een zelfstandige afdeling bouw- of technische tekeningen, dan kan men daarin de nodige rubrieken maken. In een klapper moet men in ieder geval opnemen de namen van de architecten en andere ontwerpers van de op de in de atlas aanwezige technische tekeningen afge beelde objecten. 11 Bijvoorbeeld op de fiches met beschrijvingen en afbeeldingen van gebouwen, uitge geven door de Werkgroep Coöperatieve Documentatie Nederlandse Bouwkunst (p/a kunsthistorisch Instituut, R.K. Universiteit, Nijmegen). 372] 6. Kaarten en plattegronden In het aan de beschrijving gewijde artikel (NAB 79e jg. blz. 148 e.v.) is al opgemerkt, dat de plaats van een kaart in de catalogus bepaald wordt door de moderne geografische naam van het afgebeelde gebied. In 't algemeen is dit inderdaad de meest toegepaste methode, maar onder d en e hieronder worden methoden genoemd om de kaarten, weliswaar met het afgebeelde gebied als uit gangspunt, maar zonder gebruik van de namen daarvan, te ordenen. In lokale en regionale topografisch-historische atlassen is het niet ongebruikelijk als eerste ordening in de kaartenverzameling onderscheid te maken tussen de kaarten van het eigenlijke verzamelgebied (b.v. een gemeente) en de meestal ook wel aan wezige kaarten van een veel groter gebied daaromheen. In het gemeentearchief van Eindhoven zou men bij voorbeeld de indeling kunnen maken: I kaarten van de gemeente Eindhoven, II kaarten van gedeelten van de gemeente Eindhoven, III kaarten van grotere of verder af gelegen gebieden of III kaarten van de naaste omgeving van Eindhoven, IV kaarten van grotere of verder af gelegen gebieden. Voor de verdere ordening gebruikt men de vier onder B, punt 2-b hierboven genoemde ordeningscriteria: a) chronologieChronologische volgorde der kaarten is logisch in een gebied, dat niet verder onder verdeeld wordt, b.v. in het hierboven genoemde voorbeeld van Eindhoven de afdeling I. Een zeer kleine verzameling van kaarten, die alle ongeveer hetzelfde gebied bestrijken, zou men ook op deze wijze kunnen ordenen.12 b) alfabetische volgorde van geografische namen13. Een eenvoudige methode, waar aan echter veel bezwaren kleven: namen kunnen veranderen, voor het afgebeelde gebied bestaat soms geen naam, de volgorde in de catalogus is vanuit geografisch oogpunt onlogisch, waardoor het opzoeken van kaarten van een bepaald gebied, dat onder diverse namen kan vallen, heel lastig is. Slechts voor zeer kleine verzamelingen en voor ordening van ongeveer gelijkwaar dige eenheden in een bepaald gebied (b.v. gemeenten in een provincie of polders in een waterschap) is de alfabetische ordening bruikbaar. c) geografische ordening met hiërarchische indeling14 Men kan een indeling maken volgens het volgende schema b.v.: 12 Ook voor grotere kaartenverzamelingen is het van belang een chronologisch overzicht van de aanwezige oude kaarten b.v. van vóór 1600 te hebben. 13 Wel is het gewenst een alfabetische index op auteursnamen en eventueel op kaarttitels samen te stellen. 14 Een werkgroep, samengesteld uit leden van de Vereniging 'De Topografisch-historische atlas' en medewerkers van de C.C.K., probeert voor Noord- en Zuid-Holland een der gelijke indeling uit te werken en regels voor de hantering ervan op te stellen. 373

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 23