Mr. F. C. J. Ketelaar wilde weten wat het forum vindt van de door drs. Krans bepleite en uitgewerkte idee van macroselectie van moderne bedrijfsarchieven? Daarbij sloot aan de vraag van drs. B. Woelderink of het bedoelde systeem van de macroselectie niet teveel voorbij gaat aan het locale c.q. regionale belang der be drijfsarchieven? Drs. Krans begon zijn antwoord met het laatste punt. Bij iedere beslissing of een archief al dan niet opgenomen zal worden in het depot, speelt de afweging van het locaal en het regionaal belang. Een uit het oogpunt van macro selectie afgewezen archief kan wel degelijk opgenomen worden als bron voor locaal - historisch onderzoek. Ook drs. Huijs wees op de afweging van locaal en regionaal belang. Hij meende, dat de macroselectie er min of meer automatisch zal komen. Er zijn nu ongeveer 350.000 ondernemingen in ons land, waarvan circa 100.000 archief hebben met historische waarde. Er moet dus een keuze gemaakt worden en de macroselectie lijkt hem een beter beleid dan het passief afwachten wat op ons af komt. Drs. A. J. Looyenga vroeg hoe het forum denkt over het bewakingssysteem van bedrijfsarchieven, dat wil zeggen dat men in het land beschikt over mensen die sluitingen en fusies en andere zaken die bedrijfsarchieven betreffen in de gaten houden en ergens laten registreren. Drs. Krans meende dat als tot een doelgerichte slectie wordt besloten een bewakingssysteem goede diensten kan bewijzen. De heer De Vries wees op het nut van contact met de Kamers van Koophandel, waar fusies bekend zijn. De heer Looyenga preciseerde zijn vraag nader: Acht men het moge lijk van de kant van het archiefwezen een dergelijke taak zelf te vervullen? Me vrouw Coppeians meldde, dat in België het riiksarchief die bewakingsdienst ver richt. Mr. Rihberink wees erop, dat bii ons regionaal het een en ander gebeurt. Bij de decentralisatie van het Nederlandsch Economisch Historisch Archief is af gesproken, dat deze instelling de registratie en bewaking od zich zou nemen. Gezien de representatieve samenstelling van zijn bestuur is het daartoe ook b:j uitstek geschikt. De heer Looyenga reageerde met de opmerking, dat hij de enige functionaris bii het NEHA is, die met deze taak is belast. Het net van contact personen zal van elders moeten komen. Mr. Rihberink noemde de contacten die het NEHA na de decentralisatie heeft met rijks- en gemeentearchieven. De heer Van Giessel merkte tenslotte op, dat bedrijfsarchieven bij fusies geen groter gevaar lopen dan zonder fusies, want ze gaan uiteraard over naar de nieuwe maat schappij1. Bij opheffingen is er wel gevaar, maar die zijn in de Staatscourant na te lezen. De heer J. Vos zette naast elkaar de stellingen van drs. Kooij: Zoveel mogelijk bewaren; de heer Heerding: Vernietigen ook boekhoudkundige bescheiden; drs. Huijs: In principe kan de boekhouding worden vernietigd; de rijks archiefschool: Na 1850 kunnen de bijlagen van de rekening worden vernietigd mits journaal en grootboek aanwezig zijn. Wat moet hij met deze vier opvattingen bij het beoordelen of stukken van de comptabiliteit van een departementsarchief al dan niet voor 1 Zie echter de opmerking van H. J. M. Mijland in noot 1 bij zijn inleiding op blz. 302 en hetgeen de heer Looyenga constateerde op blz. 254-255. [324] vernietiging in aanmerking komen? Drs. Huijs antwoordde: Men moet proberen uit te vissen wat voor het onderhavige archief de beste oplossing is. De vraag werd nader gepreciseerd als: Wat moet ik doen met comptabele stukken uit een oorlogs archief, die handelen over twee grote nationale maatschappijen, de K.L.M. en de Nederlandse Spoorwegen, en waarvan ik niet weet of de gegevens in de archieven van die maatschappijen bewaard zijn? Mr. Ribberink stelde dat dit een feitelijke vraag is, die dus feitelijk opgelost moet worden door te informeren bij N.S. of K.L.M. Bij de tweede zal dat allicht meer resultaat hebben dan bij de eerste. Dr. A. J. Kölker vroeg of het geen tijd wordt om bijv. via de rijks archiefschool een aanvullingscursus te organiseren voor de inventarisatie van bedrijfsarchieven? Is het mogelijk een groep archivarissen op te leiden verbonden aan de rijksarchief dienst, die speciaal belast wordt met inventarisatie van bedrijfsarchieven in rijks- of gemeentelijke archiefbewaarplaatsen? Mr. Ketelaar wees op de cursus financiële administratie die in het kader van de voortgezette vorming door de rijks archief school gegeven wordt. Ook noemde hij het overleg tussen de stichting G.O., die de opleiding van bedrijfsarchivarissen verzorgt, en de rijks archiefschool. Differentiatie van de opleiding aan de rijks archiefschool wordt overwogen, waarbij voor de mo derne archivaris vakken als bedrijfseconomie, statistiek, bestuursrecht en sociaal- economische geschiedenis de plaats zouden kunnen innemen van middeleeuws latijn, oorkondenleer, middelnederlands en geschiedenis van de kerkelijke instellin gen. De heer C. R. Schoute stelde de heer Mijland de vraag, of hij werkelijk meent, dat het juist is een oude, zij het ondoorzichtige, ordening van het archief te vervangen door één, die hem beter voldoet. Zou het niet beter zijn de gewenste toegankelijk heid te verkrijgen door het maken van neveningangen? Een inventaris beoogt toch juist de oude ordening te beschrijven, het rechtzetten van ondergeschikte details daargelaten. De heer Mijland wilde inderdaad de aangetroffen ordening niet hand haven, als deze de toegankelijkheid van het archief in sterke mate belemmert. Indices of andere toegangen zijn ook een oplossing. Mr. Ketelaar wees op para graaf 17 van de Handleiding. De heer G. H. de Kinkelder had een vraag aan de heer Voerman. Gaat bij bewaring van de finale documenten en vernietiging van de vóórstukken niet te veel verloren van de voorgeschiedenis? De heer Voerman zei een algemene regel te hebben ge geven: rapporten en contracten zijn de blijvend belangrijke stukken, maar is in de correspondentieperiode een belangrijke beslissing gevallen, dan blijven de stukken daarover bewaard. Mr. F. C. J. Ketelaar vroeg, ook aan de heer Voerman, welke financiële maatstaf gehanteerd wordt bij de doorbelasting van de kosten van het centraal archief aan de afdelingen? De heer Voerman zette uiteen, dat twee factoren een rol spelen, de kosten van opslag en de personeelskosten, die gebaseerd zijn op het gebruik, dat van het archief gemaakt wordt. Het blijkt zo uit te komen, dat beide gemiddeld 325]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 55