inricht, waar o.a. oude bedrijfsdocumenten te bewonderen zijn. Geplukt uit het archief gaan deze archivalia vervolgens een zelfstandig leven leiden. Slechts weinig bedrijven kunnen met de overheid wedijveren wat faciliteiten voor hun historisch archief betreft. Het Monumentenjaar 1975 roept onwillekeurig gedachten op, die particuliere archieven met monumenten associëren, waardevol voor de cultuur en bedreigd als zij zijn14. Een monument geeft de eigenaar enerzijds recht op subsidie en legt hem anderzijds zekere verplichtingen op. Men zou eens moeten onderzoeken, in hoeverre het middel van subsidiëring door de overheid een positief effect op zorg en beheer van historische bedrijfsarchieven, die voor bewaring in aanmerking komen, kan sorteren. Voor subsidie zouden dan die activiteiten in aanmerking kunnen komen, die geacht mogen worden van historisch-wetenschappelijk belang te zijn. Bijvoorbeeld activiteiten die er op gericht zijn, dat archivalia die naar een openbare archiefdienst overgebracht worden, zich in een goede en geordende staat bevinden. Men moet niet vergeten dat het bedrijfsbelang en het belang van Clio lang niet altijd samenvallen! Een subsidietoekenning zou deel uit kunnen maken van de hierboven aanbevolen regeling. Inventarisatie Kom ik nu tot de inventarisatie. Naar analogie van hetgeen voor contemporaine overheidsarchieven geldt, zouden contemporaine bedrijfsarchieven en daar krij gen wij voornamelijk mee te maken geschoond en geïnventariseerd de drempels van de archiefdiensten moeten overschrijden. Het lijkt voorlopig zonder subsidie geen haalbare kaart. Een van kentekens voorziene lijst van overgedragen archivalia behoort echter wel tot de mogelijkheden. Er blijft dan voor de archivaris nog genoeg te inventariseren over. Kennis van organisatie en administratie van het bedrijf en de geschiedenis van de organisatie en administratie kan hem daarbij tot grote steun zijn15. Ik hoef daarover niet uit te weiden. Kennis van organisatie en techniek van de handel en van de geschiedenis daarvan is ook profijtelijk. Uit de index bij een handboek over deze materie laat zich zonder veel moeite een lijst van archieftermen samenstellen16. Momenteel zijn er weinig Nederlandse inventa rissen die tot voorbeeld kunnen dienen17. Dit gegeven maakt het inventariseren ener zijds aantrekkelijk, maar anderzijds ontbreekt een bepaald houvast. Maar in dit hiaat wordt binnenkort natuurlijk voorzien, want de door het NEHA geleverde archieven moeten over een paar jaar alle geïnventariseerd zijnBovendien zouden wij ons kunnen oriënteren op wat er aan inventarisatie in het buitenland gedaan wordt en reeds gedaan is. 14 Vgl. E. P. de Booy, op. cit., p. 317. 15 Vgl. G. J. Mentink, 'Inventariseren een moeilijk vak?', NAB, 77 (1973) p. 351. 16 Vgl. o.a. W. Speerstra, Hoofdzaken uit de organisatie en techniek van de handel (Groningen enz. 19497). 17 Vgl. A. J. M. den Teuling, 'Het inventariseren van een 18de-19de eeuwse koopmans boekhouding', NAB, 78 (1974) p. 320-321. [320] Presentatie aan het publiek Kan men met de heer Mentink stellen dat inventariseren ongeveer overeenkomt met formaliseren (i.e. afzien van de inhoud om de samenhang tussen de samenstellende onderdelen op het spoor te komen)18, indiceren, regesten maken en allerhande voorlichtende en wetenschappelijke activiteiten hebben wel degelijk met de inhoud te maken. Het indiceren bijvoorbeeld. Paragraaf 64 van Handleiding stelt dat aan een index van zaken het bezwaar van subjectiviteit kleeft1». Ik kan het daarmee eens zijn, als toegevoegd wordt dat de subjectiviteit afneemt naarmate de kennis van de inhoud groter wordt. Men mag uiteraard niet verwachten, dat de archivaris een allesomvattende kennis van inhoud en achtergrond van alle aan zijn beheer toevertrouwde archieven bezit. Een globale kennis behoort echter tot ziin nood zakelijke intellectuele bagage. Uitgaand van de stelling van de Archiefraad, dat het wetenschappelijk en cultureel belang van de strikt particuliere archieven en col lecties niet minder is dan dat van de archieven van de overheid20, mogen wij aannemen dat onze kennis van inhoud en achtergrond van particuliere archieven op hetzelfde peil behoort te staan als onze kennis van inhoud en achtergrond van overheidsarchieven. Organisatie en administratie van het bedrijf, organisatie en techniek van de handel en de geschiedenis daarvan zijn al genoemd. Artikel 28 van het Archiefbesluit dat de opleiding aan de Rijks archiefschool regelt, noemt als vakken die specifiek met overheidsarchieven in verband te brengen zijn o.a. staat kundige geschiedenis van Nederland en geschiedenis van de Nederlandse staatsin stellingen. Welke vakken kunnen daarbij gevoegd worden om de archivaris voor te bereiden op het beheer van particuliere archieven? Om inzicht te krijgen in het beheer van kerkelijke archieven is het vak geschiedenis van de kerkelijke instellin gen opgevoerd. Elke historisch-wetenschappelijke voorbereiding op het beheer van andere categorieën van particuliere archieven, met name archieven van families, verenigingen en bedrijven, ontbreekt in de opleiding van archiefambtenaren. Het opnemen van vakken als sociale en economische geschiedenis zou in deze leemte kunnen voorzien. Om het nut van economische geschiedenis te accentueren, wiis ik op de economische bedrijvigheid in de overheids sector zelf zie de lijst van in Schaarsbergen gedeponeerde bedrijfsar chieven van de overheid er maar op na en op de bemoeiingen van de overheid met de economie, die in de moderne tijd steeds meer toegenomen zijn. Prof. Schöffer heeft ons er in 1972 op de studiedagen op gewezen, dat de maatschappijwetenschapDers in een fase verkeren, waarin zijn de geschiedenis her ontdekken en daarom wel eens in het onderwijs met onderzoek te maken krijgen, dat op archieven verricht zou moeten worden21. Aan de andere kant kan men in historische kringen de roep om interdisciplinaire samenwerking vernemen, een sa- 18 Mentink, op. cit., p. 351. 19 S. Muller Fz., J. A. Feith en R. Fruin Th. Az., Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven (Groningen 19202) p. 109. 20 Zie hiervoor p. 317 en noot 6. 21 I. Schöffer, 'Archieven en het universitair onderwijs', NAB, 76 (1972) p. 382. [321]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 53