zodanige kennis van zaken te hebben, dat men kan beoordelen uit welke bestand
delen een aangeboden archief kan bestaan. Het gaat om de kern van de zaak, heeft
de algemene rijksarchivaris op de studiedagen gewijd aan de selectie van archivalia
het thema kernachtig verwoord10. Maar wij moeten dan wel weten hoe die kern er
uit ziet. Kennis van organisatie en administratie van het bedrijf is hier onontbeerlijk.
Ik ga terug naar mijn telefoon. Moet het aanbod van een bepaald archief met
opname gehonoreerd worden, ja of nee? Of moeten wij zo'n telefoontje niet af
wachten, maar er zelf op uit gaan? Moet er m.a.w. in de plaats van wat men
natuurlijke selectie van archivalia kan noemen niet een planmatige aanpak komen?
Natuurlijke selectie brengt met zich mee, U weet het, 'survival of the fittest'. En
archiefmateriaal is tegenwoordig nog al teer. Ik realiseer mij nl. dat in de historie
een zekere tendens van degeneratie van archiefmateriaal is aan te wijzen. Van in
scripties op pyramiden en kleitabletten via perkament naar papier, geluids- en
filmbandEen planmatige aanpak lijkt mij de voorkeur te verdienen. Het gaat
om de volgende probleemstelling: welke archieven komen voor bewaring in aan
merking? welk gedeelte daaruit? wie bewaart en hoe? In een voor de studiedagen
van 1960 geschreven artikel, dat nog niets aan actualiteit heeft ingeboet,
drong A. van der Poest Clement aan op instelling van een permanennte
commissie om de vraag te bestuderen welke van de geregistreerde parti
culiere archieven in elk geval behouden moeten blijven. Deze commissie zou
tevens moeten onderzoeken op welke manier zulks het best te verwezenlijken zou
zijn». Het idee van een commissie, al of niet permanent, lijkt mij, ik beperk mij tot
bedrijfsarchieven, een goede suggestie. Beter kan een dergelijke problematiek ge
zamenlijk worden aangepakt dan iedereen op eigen houtje oplossingen te laten
zoeken. Bovendien maakt een selectie uit het totale Nederlandse bestand een zekere
graad van coördinatie gewoon noodzakelijk.
Het is echter niet nodig dat de jongste bedrijfsarchieven eerst worden ge
registreerd: de bedrijven zijn dat al, en ieder bedrijf heeft een archief. De
archieven daterend uit de tijd voor de instelling van het Handelsregister (1918),
zijn hoe dan ook de moeite waard en behoeven nauwelijks uitgeselecteerd te worden.
Het is mij te doen om de archieven uit onze eigen tijd, die ook vandaag nog groeien
en ontstaan. Daaruit moet een selectie gemaakt worden. Het lijkt mij irreëel om
van een commissie te verlangen de uitverkoren archieven met naam en toenaam
aan te duiden. Samengesteld naar analogie van het driehoeksoverleg bij de selectie
van overheidsarchivalia, dus met vertegenwoordiging van de ondernemerswereld,
de bedrijfsarchivarissen en de overheidsarchivarissen, aangevuld met een aantal
deskundigen, zou de commissie algemene richtlijnen kunnen geven. Een uitstekend
hulpmiddel voor selectie van archieven is aanwezig in de vorm van de bedrijfs-
classificatie, gehanteerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek12. Ik zou mij
10 A. E. M. Ribberink, 'De kern van de zaak', NAB, 74 (1970) p. 337-344.
1 A van der Poest Clement, 'Heeft de overheid een taak ten aanzien van de zorg
voor de met-publiekrechtelijke archieven?', NAB, 64 (1960) p. 186.
12 W. P. voor het bedrijfsleven; encyclopedie (Amsterdam enz. 1957) I, p. 237.
[318]
kunnen voorstellen dat de algemene richtlijnen enkele modellen met verhoudings
getallen van te bewaren archieven bevatten, gebaseerd op enkele representatieve
economisch-geografische gebieden. Dus, in gebied X met een bepaalde economische
structuur 4 archieven a, 2 archieven b, 1 archief c enz.; in gebied Y 1 archief a,
2 archieven c, 3 archieven d, enz.; in gebied Z enz. Een nuttig gebruik kan ook
gemaakt worden van de door het CBS verrichte 'Algemene Bedrijfstellingen', die
een momentopname van de structuur van het Nederlandse productieapparaat geven
in 1930, 1950 en 196313. Momenteel is weer een publicatie in voorbereiding. Ove
rigens realiseren wij ons wel, dat bij een instelling als het CBS een grote hoeveelheid
uiterst belangrijke gegevens over het bedrijfsleven en de economie opgeslagen lig
gen. De archieven van de ministeries van Economische Zaken en Financiën bevatten
eveneens een schat aan gegevens. Ik noem in hetzelfde kader nog de Kamers van
Koophandel en Fabrieken. Constaterend dat dit lijstje van instellingen uitgebreid
kan worden, stel ik dat het aantal te bewaren archieven beperkt mag zijn,
moet zijn. Dat aantal kan ook beperkt zijn, als maar tot doelgerichte
selectie wordt besloten, waarbij die archieven en archiefgedeelten worden be
waard die per strekkende meter het grootste historische rendement garanderen.
Met overzichten van bedrijfsarchieven en met algemene richtlijnen als instrumenta
rium, kan de archiefdienst nu als een gezondheidsdienst optreden, telkens wanneer
een bedrijfsarchief slachtoffer van het economisch verkeer dreigt te worden. Ik
vraag mij echter af of wij niet verder kunnen gaan. Kunnen met individuele bedrij
ven waarvan archieven voor bewaring in aanmerking komen misschien afspra
ken gemaakt, wellicht zelfs overeenkomsten gesloten worden betreffende beheer,
selectie en eventuele overbrenging naar een openbare archiefbewaarplaats?
De inhoud van een dergelijke regeling kan vastgesteld worden in onderling
overleg tussen bedrijfsleiding, bedrijfsarchivaris en overheidsarchivaris, dus
opnieuw overeenkomstig het driehoeksoverleg ter zake van de selectie van
overheidsarchivalia. Uitgangspunten dienen de mogelijkheden te zijn, die een
individueel bedrijf heeft voor een adequate behandeling van zijn historisch
archief. Is er een bedrijfsarchivaris? Welke activiteiten kan deze met be
trekking tot het oud-archief ontplooien? Antwoorden op deze vragen bepalen de
termijn, waarbinnen het archief het beste naar een openbare archiefbewaarplaats
overgebracht kan worden. Bij een goed geoutilleerd bedrijfsarchief behoeft dit pas
aan de orde te komen in geval van faillissement, fusie of een andere omstandigheid
die het bestaan van het historisch bedrijfsarchief in gevaar brengt. Een essentieel
onderdeel van de regeling is dat vastgelegd wordt, dat het historisch archief na een
bepaalde termijn of in een bepaalde situatie in een archiefdepot van de overheid
gedeponeerd zal worden. Het merendeel van de bedrijfsarchieven bevindt zich in
een positie, waarin de overheidsarchieven verkeerden in de achttiende eeuw en
daarvoor. Sommige zijn in een ontwikkelingsfase, waarin bij de overheid de 'archi
varis-historicus' optrad: het is nl. opvallend dat men hier en daar zgn. museums
13 Ibidem, I, p. 247-248; Statistisch Zakboekje (1972) p. 302.
[319]