recht op dat archieven der gemeentelijke bedrijven toch ook beschreven moeten worden4. Lasonder stelde niet minder juist dat de archiefwetenschap een afzonder lijke wetenschap is, waaruit volgt dat iemand die nooit een speciale studie van kerk geschiedenis heeft gemaakt toch zeer goed in staat zal zijn een kerkelijk archief te 'regelen'. Hij gaf echter toe, dat 'bij de regeling van handelsarchieven het bezwaar van het niet op de hoogte zijn van bepaalde technische zaken zich in nog meerdere mate dan bij andere archieven doet gelden'. Die speciale kundigheden kan een goed onderlegd archivaris zich echter voldoende eigen maken, aldus Lasonder5. Een mening die Fruin met hem deelt en die ik niet zal tegenspreken. Fruin vergeleek dus een gemeentelijk en particulier bedrijfsarchief met elkaar, Lasonder daarentegen een particulier bedrijfsarchief en een kerkelijk archief. Beiden constateerden op het archivistisch vlak geen principieel verschil. Deze conclusie wil ik graag onderschrijven, echter niet zonder op te merken dat er wel degelijk ver schillen zijn, zij het dan geen principieel archivistische. Op de inhoud let ik voorlopig niet. Het belangrijkste verschil tussen een bedrijfsarchief van de overheid en één van een onderneming is dan gelegen in het feit, dat de materie van eerstge noemde categorie wel en van de laatste niet wettelijk geregeld is. Dit verschil vloeit uiteraard voort uit de economische orde die onze maatschappij kent en is een zaak van politiek, die ik graag aan uw eigen voorkeur overlaat. Duidelijk is, dat de archiefdienst van de overheid voor minder problemen wordt gesteld, naarmate zorg en beheer bij de archiefvormende instantie van hoger kwaliteit zijn. Kerkelijke archieven zijn evenals ondernemingsarchieven te beschouwen als particuliere ar chieven. Men mag verwachten dat kerkgenootschappen, traditioneel en historisch gericht als zij zijn, meer aandacht en zorg aan hun oud-archief besteden dan onder nemingen, die immers het profijtbeginsel, dat lang niet altijd ten voordele van het historisch archief toegepast wordt, hoog in het vaandel geschreven hebben. Een ander verschil komt voort uit de omstandigheid, dat het bedrijfsleven met al zijn fusies, faillissementen e.d. een veel rustelozer, dynamischer beeld vertoont dan de kerken, hetgeen het archievenbestand niet onberoerd laat. Bovendien is de kwanti teit van bedrijven veel en veel groter dan die van parochies en kerkelijke gemeenten gezamenlijk, wat weer meer variaties in de wijzen van archiefordening mogelijk maakt. Hoewel kerkelijke archieven dus bepaald niet meer problemen opleveren dan bedrijfsarchieven, weet de archivaris, tenminste de hogere archiefambtenaar, zich bij de behandeling van kerkelijke archieven geruggesteund door kennis van de ge schiedenis van de kerkelijke instellingen in Nederland. Problematiek rond het bedrijfsarchief nu Behandeling van de problematiek kan het beste verlopen langs de lijn van opeen volgende activiteiten, die de archivaris ten opzichte van bedrijfsarchieven te ver- 4 NAB, 24 (1915/16) p. 9 en p. 154. 5 L. Lasonder, 'De Vereeniging 'Het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief' en het archiefwezen', NAB, 24 (1915/16) p. 157-158. [316] richten heeft. Te onderscheiden zijn twee relaties: de relatie archiefvormende in stantiearchivaris en de relatie publiekarchivaris. Acquisitie en selectie voltrek ken zich in relatie tot de archiefvormende instantie, inventarisatie zowel in relatie tot de archiefvormende instantie als in relatie tot het publiek. Activiteiten die in relatie tot het publiek ontplooid worden zijn voorts o.a. indicering, het maken van regesten, het verstrekken van inlichtingen, publicistische werkzaamheden en het inrichten van tentoonstellingen. De laatste werkzaamheden breng ik onder de ge meenschappelijke noemer: presentatie aan het publiek. Als richtsnoer voor mijn betoog heb ik de stelling van de Archiefraad genomen, dat het wetenschappelijk en cultureel belang van de strikt particuliere archieven en collecties niet minder is dan dat van de archieven van de overheid6. Acquisitie en selectie Muller stelde destijds ten aanzien van bedrijfsarchieven: 'ook het uitzoeken van het waardevolle uit deze paperassen en de beslissing over de gewichtige vraag, wat daarvan zonder schade vernietigd kan worden, zou aan onze leerlingen onmogelijk zijn'7. De selectie is een probleem en begint bij het begin: de acquisitie. Het komt voor dat een archivaris telefonisch de vraag gesteld wordt of hij belangstelling voor een be paald bedrijfsarchief heeft. Heeft hij geen belangstelling, zo wordt hem meegedeeld, dan wordt het archief op korte termijn vernietigd. De archivaris mag nog blij zijn, dat men contact met hem gezocht heeft. In korte tijd moet hij uitmaken of hij het aan bod van het archief met opname moet honoreren of niet. Wordt het archief opgeno men dan moet men er op letten dat de essentialia niet ontbreken. De heer Heerding heeft ons al eens toegeroepen: 'Laat u niet uitsluitend gebruiken voor een chique op lossing van het massa-archief!'8. Het probleem doet zich echter voor dat er vele contemporaine archieven aangebo den worden. RaadDleegt u het door mevrouw De Booy en de heer Looyenga samen gestelde overzicht van bedrijfsarchieven, bewaard bij openbare archiefdiensten9 maar. Het is geen uitzondering dat een archief bescheiden bevat uit de tijd na de Tweede Wereldoorlog. In die gevallen is de kans groot dat beleidsstukken en om juridische redenen bewaarde stukken ontbreken. Het is niet mijn bedoeling het bedrijfsleven te betichten van kwade trouw. Verre van dat! Laten wij toch bedenken, dat het nu op een enkele uitzondering na regel is, dat de openbare archiefdiensten overheidsbescheiden eerst na ca. vijftig jaar overnemen. Wanneer de overheid echter bereid is een bedrijfsarchief op te nemen, kan, ja moet zij eisen dat de essen tialia er deel van uitmaken, of op zijn minst een garantie vragen dat deze later toegevoegd worden. Voor archiefambtenaren houdt het de verplichting in een 6 De Rijksarchiefdienst. Problemen, oplossingen en prioriteiten; advies nr. 15 van de Archiefraad (1970) p. 18. 7 Muller, op. cit., p. 97. 8 A. Heerding, Prioriteiten bij het bewaren van oude bedrijfsarchieven (1974) p. 4; niet gepubliceerde samenvatting van een voordracht. 9 E. P. de Booy en A. J. Looyenga, Overzicht van archieven van particuliere onder nemingen, berustend in openbare archiefbewaarplaatsen (1975). [317]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 51