waarna de boeken werden afgesloten en het saldo naar evenredigheid werd ver deeld onder de erfgenamen. Inmiddels was hij echter ten behoeve van de door hemzèlf geërfde bedrijven met een geheel nieuwe en anders ingerichte administra tie begonnen. Zo rigoreus ging hij te werk dat uit nauwelijks gebruikte boeken van zijn voorganger de beschreven bladzijden werden gescheurd, waarna het serie nummer op zo'n deel werd doorgehaald en veranderd, bijvoorbeeld: Hellingjournaal 6 werd hellingjournaal 1 (mogelijk een manifestatie van langverbeide onafhanke lijkheid?). Niettegenstaande het feit dat de werkwijze per firmant duidelijk verschil de, handhaafde men tot aan de opheffing van het laatste bedrijf der firma (1932) het systeem van het enkel boekhouden. Hieruit mogen we afleiden dat het eenmaal per jaar verkrijgen van een inzicht in de toestand van het gehele vermogen voldoende werd geacht. Men verkreeg dit overzicht met behulp van het manuaal (hierin de huizen, obligaties en verhuurde bedrijven), het rekening-courantboek van de met name buitenlandse handelsrelaties (Spanje, Frankrijk, rond de Oostzee) en de debiteuren-, inkoop- en gespecificeerde onkostenboeken der verschillende bedrij ven in eigen gebruik. Bij verschillende stukken was, vanwege de onderlinge ver wijzingen, ook de handhaving van de oude benamingen nodig. Zo werd met groot boek het rekening-courantboek, met obligatie- en huishuurboek het manuaal en met het kalkwerkenfondsboek het dagboek der inkomsten en uitgaven der kalk branderijen bedoeld. Na het beschrijven der stukken kwam de vraag: hoe zet ik hiervan een inventaris in elkaar. Dit is zeker bij archieven van familiebedrijven de allermoeilijkste opgaaf. Het betrof hier nl. niet alleen de archieven van de firma M. H. Kingma voorheen Hylke J. Kingma, doch ook archieven van bedrijven waarvan andere familieleden in 1799 eigenaar waren geworden. Het systematisch doornemen van de serie kopie boeken van 1746 af, bracht hierin uitkomst. Hier werd haarscherp de gehele ont wikkeling van het familiekantoor in terug gevonden. Na zijn vaders dood (1782) bleek Marten nl. tot 1799 namens zijn moeder de leiding te hebben gehad over het koopmanskantoor en daar haar gehéle kapitaal en als een soort zetbaas de handel, rederij en een aantal bedrijven te hebben beheerd. Buiten het kantoor (en derhalve ook buiten het kopieboek) vielen in die periode de administraties van de bedrijven waarvan andere kinderen zetbaas (wel onder de firmanaam Weduwe Hylke Jansz. Kingma) en in 1799 eigenaar waren geworden, te weten de pannenbakkerij, de plateelfabriek en de kalkbranderijen. Door het overlijden der eigenaars kwam later de administratie van elk van deze bedrijven tijdelijk weer aan het oude familiekantoor. Zo erfden in 1813 de kinderen van Marten de kalkbranderijen van hun oom Jan Kingma, waarna Marten het gehele archief overnam en op zijn eigen kantoor de administratie liet verzorgen totdat een van zijn kleinkinderen de zaak van de familie overkocht in 1842 en voor eigen rekening voortzette onder de firmanaam Marten H. Kingma! Niet alleen deze kleinzoon doch ook enkele andere familieleden gingen in de 19e eeuw onder deze oude firmanaam, echter geheel los van het oude kantoor, voor eigen rekening bedrijven opzetten. Daar niet alleen de uitgaande brieven betreffende de kalkbran derijen in het kopieboek van de oude firma Marten H. Kingma werden geschreven [312] gedurende de periode dat de administratie aan hun kantoor was, doch ook de brieven betreffende de andere uit het oude familiebezit afkomstige bedrijven ge durende de tijd dat zij de administratie waarnamen, kon van al deze bedrijven aan de hand van de kopieboeken nauwkeurig de band met het archief van de oude firma worden teruggevonden. Het is tijdrovend maar het is net een feuilleton dat je leest. Deze band bleek voor alle in 1935 overgedragen stukken niet de firma doch veeleer het oude kantoor van Hylke Jansz. te zijn, dat had gefungeerd als de kern waarom juist deze en geen willekeurige andere stukken waren gegroeid. Het sprak nu vanzelf dat de tijdens de inventarisatie door een aantal familieleden afgestane stukken géén deel behoorden uit te maken van het archief van het koop manskantoor der oude firma, voorzover ze daar vóór de overdracht in 1935 nooit deel van uitgemaakt hadden. Het is niet juist om nu te spreken van de bedrijfsarchie ven van deze firma, daar geen der bedrijven een zelfstandig bestaan heeft geleid. Blijkens de inhoud der eerder genoemde kopieboeken, de testamenten van enkele firmanten, alsmede uit de inrichting van de administratie met zijn algemeen kopie boek, zijn goedereninventaris van de gezamenlijke bedrijven en zijn éne journaal van de ontvangsten voor alle bedrijven, zagen de eigenaars hun 'affaires' duidelijk als één geheel. Gezien de rol die het oude kantoor als bindend element heeft ge speeld bij de vorming van het geheel zou overwogen kunnen worden om het begrip kantoor-archief in te voeren voor archieven als dit. Nu ik dus na veel 'archeologisch' speurwerk in de Kingma massa de kern had ont dekt waar omheen het geheel gevormd was, bleef de moeilijkheid van de scheiding tussen het bedrijfsgedeelte en de overige stukken, een problematiek die de archieven van familiebedrijven eigen is in tegenstelling tot de archieven van moderne bedrijven met de scheiding van privé- en bedrijfskapitaal. Zo stuitte ik bijvoorbeeld bij de vraag waar begint dit koopmanskantoor-archief, reeds op dit probleem. Moest ik dit in 1747 laten beginnen toen de grootschipper Hylke definitief aan wal bleef en zich geheel op de zeehandel, de rederij en ten behoeve hiervan ook op de scheeps bouw en de fabricage van ballast voor de schepen ging toeleggen of met het jaar 1729 waarin hij als schipper ging deelnemen aan de koopvaardij? Ik heb gekozen voor het laatste, daar er anders in de stukken een door Hylke zelf duidelijk ver meden scheiding moest worden aangebracht. Hij zette in 1747 nl. zowel zijn kopie boekje als zijn memoriaal van de voor eigen rekening verhandelde goederen gewoon voort. Met dit verschil dat dit niet meer grotendeels in de kajuit van zijn schip doch in een daarvoor als kantoor ingerichte kamer in zijn woonhuis te Makkum werd gedaan. Niet te scheiden was de correspondentie met familieleden van 1747-1782 en 1860- 1890, periodes waarin meerdere personen uit het gezin van de firmant betrokken waren bij de werkzaamheden in de bedrijven en op het kantoor. Evenmin te schei den waren de rekening-courantboeken na 1826 toen de nieuwe firmant daar niet alleen meer de rekeningen met zijn handelsrelaties inboekte, doch hierin eveneens rekeningen opende ten behoeve van zijn kinderen en voor zijn eigendommen, met uitzondering van de bedrijven die bij de firma in eigen gebruik waren. Het manuaal werd afgeschaft. [313]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 49