van acht meter 18e en 19e eeuws archief van een plateelfabriek (Tichelaar N.V. de enige collega van de Tegelfabriek 'Westraven' te Utrecht aldus gisterenmorgen dhr. C. de Jong) het studiezaal publiek een zeer bruikbare inventarislijst in handen geven. Dit dankzij het gedurende enkele dagen samen met de oud-directeur voor lopig ordenen der stukken èn dankzij een korte door hem ODgestelde bedrijfsge schiedenis. In tegenstelling hiermee moest ik bij de inhoud der verschillende sunlight- klok- zeep- en theekistjes (het zg. Kingma-archief) zonder informatie vooraf èn zonder organisatieschema's, statuten, reglementen ed.d., trachten enige orde te scheppen in deze verzameling eigenlijk stinkende papieren. Kleinkinderen van de laatste eigenaar (T. H. Kingma) konden mij nog wel vertellen dat hun grootvader olieslager was geweest en dat zijn voorouders zich ook met de zeehandel en scheepsbouwerij hadden beziggehouden. Allerlei familieleden be gonnen nu enthousiast de nog in hun bezit zijnde archiefstukken in bewaring te geven uit heel Nederland, om bij de overige stukken in één inventaris te worden beschreven. Ik raad U echter aan zulke later binnenkomende stukken tót het ineenzetten der inventaris per schenker bijeen te houden. Ondertussen was ik begonnen met het sorteren der stukken uit de kistjes en het maken van de onmisbare notities. Dankzij aanduidingen als Houtboek I, Olieboek A en Kalkwerkenadministratieboek en het vergelijken van de inhoud der delen, met name de produkten en de namen op loonlijsten, slaagde ik erin de series enigszins te herstellen. Na de gehele 32 meter zo al noterend en sorterend te heb ben doorgewerkt had ik de beschikking gekregen over een vrij volledige genealogie (onmisbaar bij het inventariseren van archieven van familiebedrijven) en over een stamkaart voor elk familielid met daarop de nodige persoonlijke gegevens. Ook van elk bedrijf waarvan ik stukken was tegengekomen had ik een aparte kaart aangelegd, met daarop de verkregen gegevens over eigenaars, gebruikers, werkwijze etc. Alvorens nu over te gaan tot het beschrijven der stukken heb ik enkele werken over 18e en 19e eeuwse handels- en bedrijfsboekhoudingen geraadpleegd. In onze eigen bibliotheek, evenals waarschijnlijk in die van de meeste andere rijks- en gemeente archieven, ontbreken dit soort werken helaas! Daar moet beslist verandering in komen. Door mij werden geraadpleegd: M. van Overeem Leerboek van het enkel boekhouden' Utrecht 1908. O. ten Have 'De geschiedenis van het boekhouden' Wassenaar 1973. O. ten Have 'De leer van het boekhouden in de Nederlanden tijdens de 17e en 18e eeuw' diss, Rotterdam 1933. W. Oudshoff 'Volledig theoretisch en praktisch handboek voor het Italiaans of koopmansboekhouden' 1854. Het doorwerken van dergelijke werken is uiterst moeilijk en tijdrovend doch beslist noodzakelijk om daarna met enig succes de stukken te kunnen beschrijven en de werking van de administratie te kunnen reconstrueren. De moeilijkheid om bruik- bare boekhoudkundige werken te vinden èn het gemis aan een financiële termino logie zou mogelijk opgelost kunnen worden door de oprichting van een documenta tiecentrum voor bedrijfsarchieven waar dan ook een overzicht gemaakt zou kunnen worden van de aanwezige inventarissen van bedrijfsarchieven. Een eerste aanzet vormen het gisteren bekroonde artikel van Den Teuling, een zeer uitvoerige lijst van oudere werken op het gebied van de handel en het boekhouden (o.a. woorden boeken) in het Ned. Econ. Hist. laarhoek XIII 1927 en 'De comptabiliteit door de eeuwen heen. Tentoonstelling in de K.B.Albert I', Brussel 1970, p. 225-229, Glos sarium: uitvoerige opgave van financiële terminologie. Met de nodige kennis van het boekhouden en dankzij het genoemde kaartsysteem van de verschillende familieleden en bedrijven begon ik nu met de beschrijving. Hierbij bleek mij dat de veranderingen in de bedrijven zo goed als alle werden ver oorzaakt door het overlijden van bepaalde personen. Het is daarom van belang reeds in de fase van het sorteren en noteren, de inhoud van testamenten, boedelin ventarissen (deze geven vaak een overzicht van de dan aanwezige archiefstukken) en akten van boedelscheidingen (i.v.m. de vraag wie krijgt welk bedrijf?) goed te bestuderen. Met name uit de zeer uitvoerige boedelinventaris van 1799 van Hylke Kingma's weduwe bleek duidelijk dat de meer of minder volledig bewaard gebleven archieven van vóór dit jaar, alle afkomstig waren van door hem opgerichte of aan gekochte bedrijven. Het lijvige deel met zijn navigatielessen (van 1726-1728) bleek het oudst bewaarde stuk te zijn, afgezien van een pak stukken van 1694-ca. 1745 afkomstig van zijn schoonouders. Uit de stukken betreffende de scheiding van deze boedel bleek nu dat de archieven van na 1800 alle afkomstig waren van be drijven welke de jongste zoon Marten had geërfd. Van de bedrijven die door zijn broers en zusters werden geërfd in 1799 ging alleen het dynamisch archief (ca. 1790-1800) over op de nieuwe eigenaars, terwijl de oudere stukken samen met de archieven van de door Marten geërfde eigendommen achterbleven in het kantoor bij het ouderlijk huis, waar Marten nu zijn zaken voortzette als de Firma Marten H. Kingma. Eerst met een broer en later met zijn zoons als medefirmanten, Een zeer welkom hulpmiddel bij de reconstructie van de verschillende bedrijven en firmanten in de periode na 1800 vormden de vele patenten afgegeven aan Marten en zijn opvolgers onder de in 1800 gekozen en tot 1932 gehandhaafde firmanaam. Inmiddels was het mij duidelijk geworden dat het Rijksarchief in 1951 geen ver zameling archiefstukken had ontvangen afkomstig van een willekeurig aantal na komelingen van Hylke Jansz., doch van één bepaalde tak. De grootste moeilijkheid bij het beschrijven vormde de benoeming én de indeling van de financiële stukken. Terecht waarschuwde Muller omstreeks 1915 voor de moeilijkheden bij het ordenen en beschrijven van handels- en koopmansarchieven. Na de stukken per bedrijf bij eengezet te hebben heb ik, met behulp van de genoemde literatuur en de onderlinge verwijzingen, getracht de werkwijze van de administratie te reconstrueren door een aantal schema's per bedrijf te maken. Er vielen nu duidelijke caesuren te onder scheiden in 1799, 1825 en 1875, alle veroorzaakt door het overlijden van de enige firmant. De nieuwe firmant hield ten behoeve van de erfgenamen dan de boeken van zijn voorganger bij totdat de laatste post was betaald, iets wat jaren kon duren. [310] [311

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 48