De in het directie-archief aangetroffen briefwisseling, die eerst in 1941 een lopende serie gaat vormen (zie diagram 1, 4e regel v. boven p. 303),is overgedragen in ordners, waarin de ingekomen en uitgaande stukken per periode alfabetisch geordend waren op naam van de briefschrijver én per schrijver chronologisch. Agenda's, of andere ingangen op de briefwisseling zijn niet aangetroffen. Dat deze ordening verre van ideaal was moge blijken uit de volgende punten: a. de inhoud van de ordners besloeg onderling verschillende en elkaar overlappen de perioden (zie diagram 2), b. uit de briefwisseling is op te maken dat dossiervorming heeft plaats gehad4, c. de alfabetische ordening is niet altijd konsekwent. Voorbeeld bij c.: de briefwisseling met de Burgemeester en Wethouders van de gemeente Eist is aangetroffen onder de B, E en G. Besloten is dan ook tot herordening van de briefwisseling, en wel om drie redenen: 1. de niet systematische ordening naar tijd en alfabet, 2. de aanwijzingen, dat de aangetroffen orde niet de oude orde is, 3. de grote mate van ontoegankelijkheid van de briefwisseling bij handhaving van het oude systeem. De herordening is op de volgende manier gebeurd: alle stukken betreffende één briefschrijver zijn over de gehele lopende periode chronologisch bijeengevoegd wanneer van één en dezelfde briefschrijver twee of meerdere stukken voor komen, is daaraan een inventarisnummer toegekend van de briefschrijvers waarvan slechts één brief aanwezig is, zijn de brieven op naam per letter van het alfabet samengevoegd. Vooruitlopend op de behandeling van de indeling van de inventaris, geeft ik hier de ordeningskenmerken voor de briefwisseling. Onderscheiden wordt de briefwisseling met: a. ondernemingen; b. overheid, verenigingen, organisaties, e.d.; c.personen. Binnen deze onderverdeling is de briefwisseling alfabetisch-lexicografisch geordend op naam óf, bij samengestelde benamingen, op het eerste zelfstandige naamwoord. Een voorbeeld van het laatste: de ingekomen stukken van, en de uitgaande aan het Provinciaal Bureau voor Gelderland vantreft u aan onder de B (zie inv.nr. 386). De indeling van de inventaris De indeling van bestaande inventarissen van belgische en nederlandse onderne mingsarchieven is zeer verschillend. Het merendeel van de veertien door mij ge- 4 H. J. M. Mijland, Inventaris van het archief van Taminiau's Conservenfabrieken N.V. te Eist (O.B.), 1898-1958, Arnhem (1075), o.a. inv.nr. 1214: brief d.d. 21.11.1949 aan P. Lieftinck te Rotterdam. [304] raadpleegde inventarissen5 kent als beginsel van ordening het organisatiebeginsel6, één het functioneel beginsel7 en een ander het herkomstbeginsel8. De Nederlandse Vereniging van Bedrijfsarchivarissen kent, afgaande op de syllabi voor de opleiding voor bedrijfsarchivarissen, twee methoden van ordening, namelijk: Archiefordening op basis van de bedrijfsorganisatie9 en Archiefordening op basis van de bedrijfsfunctie10. Bestudering van het 'Overzicht van archieven van particuliere ondernemingen, be rustend in openbare archiefbewaarplaatsen'11 zal u doen opmerken, dat de daarin vermelde archieven, of archivalia, hoofdzakelijk van kleine en middelgrote onder nemingen afkomstig zijn. In dit soort ondernemingen zal men in het algemeen geen sterke differentiatie in funkties aantreffen, integendeel de organisatie zal zowel bestuurlijk als administratief eenvoudig van aard zijn. Het lijkt mij daarom ver antwoord te veronderstellen dat de archiefvorming niet op grond van bedrijfs- funkties plaatsvindt, doch eerder op grond van de organisatie van de onderneming. Een ordening van deze archieven volgens het organisatiebeginsel, met als stelsel van ordening het afdelingenstelsel12, mogen we dan ook verwachten. Vergelijken we nu de bestaande inventarissen, die volgens het organisatiebeginsel geordend zijn, dan zien we dat de indelingen daarvan nauwelijks overeenkomsten vertonen1'. Deze verscheidenheid deed mii zoeken naar een indeling volgens een 'ideale' ondernemingsorganisatie. In het Manual d'Archivistiaue uitgegeven te Parijs in 1970 wordt op de pagina's 417 - 428 een uitgewerkt ordeningsplan, een model, voor 'zgn. economische archieven' gegeven. Dit model is gebaseerd op de organisatorische afdelingen in een onderneming en gaat er van uit, dat in ieder ondernemingsarchief stukken van gelijke aard voorkomen. In schema 1 vindt u een model (zie p. 306), gebaseerd op het franse-, doch aangepast aan de rege lingen die er in Nederland ten aanzien van ondernemingen bestaan. De uitwerking van dit model wordt gegeven in mijn nog te publiceren studie 'Inventarisatie en de geschiedschrijving van het 'ondernemen'14. Voor een beter begrip van het in schema I gegeven model, wil ik u op het volgende attenderen. De in het model met een vijf gecodeerde afdelingen hebben betrekking op die afdelingen in de onderneming, die men tot de 'hulpmiddelen voor de uitvoering van de taak' kan rekenen. De met een zes gecodeerde, betreffen de 'uitvoering van de taak'. Een zelfde onderscheid kent het 'Algemeen indelingsschema voor een polderarchief'13. 5 Een lijst van deze geraadpleegde inventarisen komt voor in bijlage I bij (de nog te publiceren studie) 'Inventarisatie en de geschiedschrijving van het 'ondernemen'. 6 J. L. van der Gouw, e.a., Nederlandse Archiefterminologie, (N.A.T.) Zwolle 1962, nummer 87. 7 N.A.T., nr. 86. 8 N.A.T., nr. 84. 9 A. van Giessel; Syllabus in het kader van de Gemeenschappelijke Opleidingscommis sie, 's-Gravenhage z.j. 10 M.J. Dreese; Syllabus als boven, 's-Gravenhage 1969. II Samengesteld door E. P. de Booy en A. J. Looyenga; z. pl. 1975. 12 N.A.T., nr. 81. 13 Zie: 'Inventarisatie en de geschiedschrijving van het 'ondernemen'. 14 Zie bijlage II. 15 In: Stencil van de provinciale inspectie der gemeente- en waterschapsarchieven in Zuid-Holland, z. pl. z. j. [305]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 45