boekhouding van een moderne industriële onderneming in principe helemaal voor vernietiging in aanmerking zou kunnen komen, is die uitspraak beslist niet bedoeld om daarmee Muller's bezwaren weg te nemen. De uitspraak komt voort uit de overweging dat de meest waardevolle financiële gegevens beknopter en overzichtelijker in de jaarstukken en accountantsrapporten vermeld staan, en uit de overweging dat de schriftelijke neerslag van de duizenden routine-handelingen, die te maken hebben met werkzaamheden van het bedrijf op de terreinen van inkoop, productie, verkoop, het werven en ontslaan van personeel en zoveel andere taken meer, vaak duidelijker te voorschijn komen uit andere stukken in het bedrijfsarchief, dan uit de comptabele administraties. Dat was volgens mij ook wat Fayol bedoelde. Het was hem niet te doen om de boekhoudkundige registers met hun bewijsstukken als zodanig, maar het kwam erop aan tijdens de bedrijfsvoering die gegevens uit de boekhouding te puren, die van belang waren voor de efficiency en de financiering van de andere functies binnen de onderneming. De dorre boekhouding moest getransformeerd worden tot statistieken, tot kostenberekeningen, planningen en tussentijdse exploitatie overzichten. Aan de hand van die gegevens kon het beleid gevoerd worden. Maar om die gegevens te kunnen begrijpen en te vertalen in beslissingen, zou inzicht nodig zijn in de wijze waarop de cijfers verkregen waren, omdat hun reikwijdte en hun beperkingen gekend moesten zijn. Daarmee is de kring gesloten. De selectie van boekhoudkundige bescheiden wordt dus niet door dat routinematige materiaal zélf bepaald, maar door de wijze waarop bescheiden in andere afdelingen van het bedrijfsarchief aan de toenmalige bedrijfs directeuren en thans aan de archivaris en de onderzoeker inzicht in het wel en wee van elk afzonderlijk facet van de onderneming verschaffen. Productie- en afzet-statistieken leren ons meer dan de debiteuren- en crediteuren administraties. Dossiers, die het besluitvormingsproces van diepte-investeringen weergeven, zijn belangrijker dan de facturen van de aankoop in de boekhouding. De stukken over de onderhandelingen met de vakbonden zullen ons in het alge meen méér mededelen over loonbeleid en sociaal beleid van de onderneming dan meterslange loonstaten. Voor de financiering en het beleid van de onderneming is het directiearchief de belangrijkste bron van informatie. Dit betoog mag niet afgesloten worden dan nadat er gesproken is over de gevaren die met de vernietiging van boekhoudkundige bescheiden gemoeid zijn. Het eerste gevaar heeft betrekking op de gemoedstoestand van de archivaris die met de uit voering van de schoning zal worden belast. Wanneer hij of zij niet alleen over kennis van het boekhoudkundig systeem zal beschikken, maar bovendien gevoel zal heb ben voor de grote zorg en toewijding waarmee boekhoudkundige bescheiden in bijna alle gevallen zijn opgemaakt, dan zal dit proces met enige spanningen ge paard gaan, waartegen collegiale opvang een belangrijke remedie kan bieden. Het tweede bezwaar is van fundamentele aard. Want hetzelfde argument, dat pleit vóór uitdunnen, kan ook als voornaamste argument tegen selectie gebruikt worden. Waar hier gesteld wordt, dat de aanwezigheid van korte samenvattingen van de vele routinematige handelingen de vernietiging van het routinemateriaal mogelijk maken, kan terecht tegengeworpen worden, dat de toekomstige interpretatie van deze samenvattingen bemoeilijkt zal worden, door het ontbreken van het basis materiaal. In het demografisch onderzoek wordt het betreurd, dat de basisgegevens van de volkstellingen vernietigd zijn. Iets soortgelijks is voor de bedrijf sboekhou- ding ook denkbaar. De toekomstige onderzoeker zou niet alleen willen beschikken over de statistieken volgens de klasse-indeling, die het bedrijf gekozen heeft, maar zou wellicht zelf een andere klasse-indeling willen maken. Dat kan dan niet meer omdat de archivaris het basismateriaal eruit geselecteerd heeft. Ik erken dat deze redenering legitiem is, maar zou haar toch eerst in overweging willen nemen, wan neer tijdens het selectieproces de nieuwe vraagstelling aan het materiaal door de onderzoekers geformuleerd wordt. Zij dienen te bedenken dat dit hun taak is, niet de taak van de archivaris, deze laatste behoort immers primair vanuit de optiek van de archiefvormende instantie de selectie te benaderen. De koppeling van de boekhouding met de rest van het bedrijfsarchief maakt de taak van de archivaris niet gemakkelijker. Er blijft immers weinig over, dan eerst de jaarstukken te bestuderen, om gewapend met die kennis de papierberg te lijf te gaan. Dat daarbij heel wat boekhoudkundige registers voor vernietiging terzijde gesteld zullen worden, terwijl het grootste gedeelte van de losse stukken in de inventaris beschreven zal moeten worden, lijkt niet aanlokkelijk. Maar de koppeling van de informatieve waarde van verschillende soorten archief bescheiden aan elkaar, zal de inventarisatiearbeid boeiender maken. In die geest ware het misschien te overwegen het probleem van de selectie in bedrijfsarchieven, dat in een zorgwekkende omvang op onze archiefdiensten afkomt, bewuster om te draaien in een strijd voor het behoud. Niemand zal willen ontkennen, dat selectie beter kan plaatsvinden, naarmate de regels waarop zij berust méér geobjectiveerd in criteria en vernietigingslijsten zijn vastgelegd. Maar ik acht het bijna onmo gelijk, dat voor de enorme diversiteit van bedrijfsarchieven in Nederland op af zienbare tijd algemeen geldende vernietigingslijsten ontwikkeld zouden kunnen worden. Het is daarentegen veel gemakkelijker aan te geven welke stukken uit het bedrijfsarchief in het algemeen voor blijvende bewaring in aanmerking zullen komen. Het past ook beter bij de archivaris aan te geven welke de relevantie van een te bewaren stuk is, dan uiteen te moeten zetten waarom bepaalde archiefbe scheiden geen blijvende relevantie meer hebben. In de algemene bewaarlijst kan de relatie gelegd worden tussen bedrijfsarchieven en de archieven van overheids instellingen welke laatste archieven voor een steeds groter gedeelte uit stukken van economische aard gaan bestaan. Door het leggen van de relatie zal de spanning tussen het bedrijfsgebeuren en het overheidshandelen in onze gemengde economi sche orde in de archiefstukken voelbaar worden, en de archivaris, die in moderne archieven werkt, zal in dat spanningsveld opgenomen worden. Pas dan zal hij verantwoord kunnen beslissen over de selectie van boekhoudkundige bescheiden in bedrijfsarchieven, omdat de selectie gedragen zal worden door het besef dat het behoud van een inzicht in het ondernemingsgebeuren in zijn totale maatschap pelijke setting centraal staat. [301] [300]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 43