tiveren, integendeel: de verschillen van inzicht tussen economisten onderling en tussen de ondernemingen en de wetgever over de waardering der activa, versterken eerder het historische belang van de balans en toelichting, dan dat zij dat belang verzwakken zouden. Het vraagstuk van de verhouding tussen waarde en prijs, anders gezegd: de vraag of de prijs van een goed ook de waarde van dat goed adequaat weergeeft, is zeker één van de allerbelangrijkste vraagstukken uit de economie. Volgens sommigen wordt deze wetenschap eerst werkelijk interessant, wanneer wij meegaan in een casus die bij Thomas van Acquino te vinden is, en waarin deze zich afvraagt of uit het feit dat een slaaf op de markt goedkoper werd aangeboden dan een paard, ook geconcludeerd mag of moet worden dat de slaaf minder waard is dan het paard. U kunt dat met tientallen voorbeelden uit een bedrijfsarchief aanvullen. Waar de waarderingskwestie echter bij uitstek in de jaarstukken aan de orde komt, zal het duidelijk zijn dat de jaarstukken tot de kern van het bedrijfsarchief behoren, samen met bijvoorbeeld de registers van notulen van de vergaderingen van aandeelhouders, directie of ondernemingsraad, waarin toelichtingen op de cijfers te vinden zijn. Een aantal jaarverslagen liggen hiervoor ter inzage voor degenen onder u die er niet eerder mee te maken hadden. Door de waarderingsproblemen is de bedrijfseconomische functie van de boek houding naar voren gekomen. De leerboeken benadrukken dat de voornaamste bedrijfseconomische functie van de boekhouding bestaat in het bepalen van de omvang van de winst, die gedurende een periode gemaakt is, of het verlies dat geleden is. Het gedifferentieerd rekeningstelsel, waarin de kostensoorten zoals huis vesting, verwarming, administratie, toegerekend werden aan de afdelingen die deze kosten veroorzaakt hebben, was daartoe het hulpmiddel. Ook om andere redenen werd het steeds belangrijker een modern systeem van boekhouden toe te passen. De opkomst van de accountancy in ons land, werd niet alléén veroorzaakt door wijzigingen in de structuur van de kapitaalmarkt, maar werd minstens even zeer bepaald door grote wijzigingen in de bedrijfsboekhouding; wijzigingen die voor de selectie van betekenis zijn. De zeer snelle uitbreiding der handelstransacties en de groei van de ondernemingen leidde ertoe, dat de boekhouding, die voorheen een gesloten, overzienbaar geheel had gevormd, in afzonderlijke administraties uiteenviel. De rekeningen debiteuren en crediteuren uit het grootboek, groeiden uit tot afzonderlijke debiteuren- en crediteurenadministraties. De rekening Voorraden werd eerst 'voorraadadministra tie', die vervolgens om redenen van interne controle gesplitst werd in een directe magazijnadministratie, bijgehouden door de magazijnmeester, een kantoorvoor raadadministratie, als onderdeel van de debiteuren- en crediteuren-administratie, en een comptabele voorraadadministratie als onderdeel van het grootboek. Deze grote administraties kwamen meer en meer de schriftelijke neerslag van routine- handelingen te bevatten, reden waarom deze administraties in het algemeen niet voor blijvende bewaring in aanmerking zullen komen. Wanneer in dezelfde jaren, waarin de boekhoudingen uitgroeien tot afzonderlijke routine-matige administraties, de geluiden die het belang van de boekhouding voor [298] het ondernemingsgebeuren benadrukken, sterker worden, wijst dit in de richting van een spraakverwarring. Het is echter mogelijk deze tegenstelling op te lossen in een richting, die voor de selectie van de boekhoudkundige bescheiden het beslissende criterium zal leveren. Meerdere personen hebben sinds 1900 met kracht het bedrijfseconomisch belang van de boekhouding bepleit als een beleidsinstrument voor de leiding van de onder neming. De eerste erkenning van dit belang vormde de creatie van de leerstoel in de Bilanzlehre en het Rechnungswesen globaal te vertalen met boekhouden aan de Handelshochschule te Keulen in 1904, en de oprichting van een leerstoel in de 'algemene leer van het boekhouden, de balans en de toepassing van de wiskunde op handelsgebied' aan de in 1913 gestarte Nederlandsche Handels-Hoogeschool te Rotterdam. Vanuit de wereld van de accountancy was die oprichting krachtig ge steund, daar zij bepleit werd als enige remedie tegen wat Kreukniet, de hoofd redacteur van het maandblad voor het Boekhouden, omschreef als de erbarmelijke toestand van het onderwijs in boekhouden en handelscorrespondentie in ons land. De uitspraak van Kreukniet moge geoordeeld naar de archieven wat aan de overdreven kant zijn, wezenlijk is dat het belang van onderwijs in boekhouden en in balans- en resultatenleer op academisch niveau werd bepleit en erkend, en erkend is gebleven tot op de dag van vandaag zij het niet tot vreugde van iedere student. Aan de technische hogescholen, die toen en nu veel fabrieksdirecteuren leverden, drong de erkenning eerst na 1916 door. In dat jaar publiceerde de franse mijn ingenieur Henri Fayol zijn Administration Industrielle Et Générale, een werk dat beslissende betekenis heeft gehad op nagenoeg elke bedrijfsorganisatie, en dienten gevolge ook in bijna alle gevallen bruikbare indelingscriteria voor de inventaris van het bedrijfsarchief levert. Fayol benadrukte dat de boekhouding, de fonction de comptabilité, slechts één van de zes hoofdtaken van een onderneming vormt, en dat haar waarde slechts bepaald wordt door de mate waarin zij nauwkeurige en bondige inlichtingen verschaft over de economische situatie van het bedrijf en de efficiency van de verschillende be drijfsonderdelen bevordert. 'Een goede boekhouding', zegt Fayol, 'vormt een krachtig beleidsinstrument. Een zekere mate van erin ingewijd zijn, is echter nodig om de gegevens, die zij verschaft, te kunnen interpreteren. De onverschilligheid, waarmee men in de technische onderwijsinstellingen over de boekhouding pleegt te spreken, toont duidelijk aan, dan men zich geen rekenschap geeft van de diensten, die de boekhouding kan verschaffen'. Tot zover Fayol. De discuccsies over het belang van het onderwijs in boekhouden, handelsrekenen en bedrijfsleer hebben deze vereniging niet onberoerd gelaten. De oprichting van Wirtschaftsarchive in Duitsland en van economische archieven in Nederland, die onder meer ten doel hadden het onderwijs met actueel materiaal te ondersteunen, legden de basis voor de felle discussie tussen Samuel Muller en dr. Wiersum, de archivaris van Rotterdam. Uit deze discussie komt Muller's opmerking voort, dat de geheimen van de Italiaansche boekhouding voor de archivaris in overheids dienst niet te doorgronden zijn. Waar in de stukken die U toegezonden zijn, als mijn mening vermeld staat, dat de [299]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 42