moeizame en tijdrovende arbeid hooguit enkele luttele meters, soms slechts enkele decimeters of centimeters ruimtewinst behaald kunnen worden, terwijl dezelfde hoeveelheid arbeid gericht op de archieven van moderne industriële ondernemingen vele honderden meters ruimtewinst zal kunnen opleveren. Keren wij terug naar het belangrijke criterium van de gelijksoortigheid. Wanneer wij ons bij de selectie van boekhoudkundige bescheiden al te zeer door uiterlijke, formele gelijksoortigheid van de stukken zouden laten leiden, is de vrees voor grote ongelukken bij de selectie gewettigd. Want stukken, die naar hun formele kenmer ken gelijksoortig zijn, kunnen alleen verantwoord met dezelfde maatstaven gemeten worden, indien hun juridische en bedrijfseconomische functie en hun historisch belang ook gelijksoortig is. Een kwitantie voor de levering van 100 slaven, kan beter niet op één lijn gesteld worden met een kwitantie voor de levering van 100 ellen lakense stof, ook al zijn de stukken formeel gelijksoortig. Evenzo suggereert het woord 'boekhouding', dat vanaf de dertiende eeuw tot op de dag van vandaag gebruikt wordt, een gelijksoortigheid, die bij nader inzien nauwelijks bestaat. Want wat is de boekhouding eigenlijk? De boekhouding is de schriftelijke neerslag van boekhoudkundige werkzaamheden, en die boekhoudkundige werkzaamheden bestaan volgens de leerboeken in het vol gens een vast plan maken van aantekeningen, die betrekking hebben op een inkomen of vermogen. Het archief van een rekenkamer voldoet in alle opzichten aan deze omschrijving: het archief bestaat uit aantekeningen, die volgens een vast plan ge maakt worden en dus een organisch geheel vormen. Zij hebben betrekking op een jaarlijks terugkerend inkomen van de landsheer en zijn ambtenaren, en op het be heer van zijn vermogen, zijn bezittingen en schulden dus. Het is duidelijk, dat het woord 'boekhouding' hier in oneigenlijke zin gebruikt werd, maar het tekent de ontoereikendheid van de formele omschrijving. Onze gedachten gaan bij het horen van het woord 'boekhouding' uit naar de dub bele of Italiaanse boekhouding, naar volumineuze registers met de opschriften kasboek, bankboek, giroboek, naar crediteuren- en debiteurenboeken, naar jour nalen en memorialen, naar het grootboek als verbindend element tussen al die registers, en naar de eruit afgeleide verlies- en winstrekening en de balans. En niet minder indrukwekkend zijn de erbij behorende series bewijsstukken, zoals inkoop facturen, verkoopfacturen, dagafschriften, loonstaten, kostenberekeningen, en wat dies meer zij. Wij hebben dan de moderne boekhouding voor ogen, welke in zoverre echter reeds traditioneel is geworden, dat na 1965 grote stukken uit deze boekhouding zich via de tussenstap van losbladige systemen opgelost hebben in geïntegreerde infor matiesystemen, die met behulp van computers bestuurd worden. Welke functie had deze boekhouding? Bezien wij eerst de juridische functie van de boekhouding. Zowel de Code de Commerce uit 1807, als het Wetboek van Koop handel van 1838, stellen niet expliciet, dat de koopman-ondernemer een boekhou ding moet bijhouden al staat het woord boekhouding wel in de kop van de wetstitel maar zij bepalen zich tot de voor de wetgever veel wezenlijkere mede- [296] deling, dat ieder die een bedrijf uitoefent, gehouden is en nu citeer ik 'van zijn vermogenstoestand en van alles, wat zijn bedrijf betreft, naar de eischen van zijn bedrijf aanteekening te houden op zoodanige wijze, dat uit de gehouden aan- teekeningen te allen tijde zijne regten en pligten kunnen worden gekend'. Einde van het wetsartikel. De rechten en verplichtingen staan hier centraal, en niet de financiële verslaglegging als doel op zichzelf; zéker niet de later zo belangrijk geworden betekenis van de boekhouding als instrument van bedrijfsbeheer met interne kostencalculaties en partiële resultatenberekeningen. Rechten en verplichtingen liggen niet enkel in het journaalboek en de balans vast, maar ook in de handelscorrespondentie. Vandaar dat de Code de Commerce expliciet bepaalt dat de ondernemer verplicht is, de brieven die hij ontvangen heeft, te liasseren, en van de brieven die hij verzonden heeft, copie te houden in een register van uitgegane brieven. Het is om deze redenen, dat U deze stukken thans als series in het bedrijfsarchief aantreft, althans wanneer de ondernemer géén uitvoering gegeven heeft aan het bepaalde in het derde lid van artikel 6 Wetboek van Koophandel, waar staat, dat de ondernemer gehouden is 'de boeken en bescheiden waarin hij aanteekening heeft gehouden, alsmede de balansen, de ontvangen brieven en telegrammen en afschriften van de uitgaande brieven en telegrammen tien jaren lang te bewaren', hetgeen in de praktijk, zeker door de kleine ondernemer, gelezen werd als dat hij deze stukken na tien jaar mocht vernietigen. De snelle opkomst van het accountantswezen in Nederland sinds 1890 hield ten nauwste verband met de juridische functie van de boekhouding. De overgang van familiebedrijven naar naamloze vennootschappen, die het eigen vermogen niet meer uitsluitend uit een kleine kring van familieleden en zakenrelaties ontleenden, maakten een nadere validatie van de balans noodzakelijk. Tussen 1885 en 1905 vertienvoudigde het aantal naamloze vennootschappen in ons land. Sommige kapi taalverschaffers bleken bij hun beleggingen méér af te gaan op de klinkende namen van commissarissen, zeker wanneer die uit de rechterlijke macht kwamen, dan op de betrouwbaarheid van de cijfers op de balans. Naar aanleiding van enkele grote faillissementen gingen in 1903 in de Staten-Generaal stemmen op, de belangen van aandeelhouders door de Staat te doen beschermen, middels een wettelijke rege ling van het accountanswezen. De minister van Justitie antwoordde terecht dat de Staat nimmer een garantie voor de juistheid van een balans kon verschaffen, zolang een wettelijke regeling betreffende de waardering van de activa ontbrak. 'Accou- tants toch', zei de minister, 'kunnen wel nagaan, of de administratie behoorlijk wordt gehouden, doch geen oordeel vellen (over de vraag) of de activa der ver schillende ondernemingen inderdaad de waarde vertegenwoorigen, waarvoor deze in de boeken paraisseeren'. De minister reikt ons hier terloops een belangrijk argument aan om polissen van brand- en schadeverzekeringen blijvend te bewaren, omdat uit deze polissen wei eens een heel andere waardering van de activa kan blijken, dan uit het balansboek. Daarmee wil ik geenszins het belang van de balans en de overige jaarstukken rela- [297]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 41