Anderzijds ligt het voor de hand dat in het Koninklijk Museum van Mariemont
naast familiepapieren ook zakenpapieren van de familie Warocqué worden bewaard.
De Warocqué's waren immers in de 19e en de 20e eeuw uitbaters van kolenmijnen
en vooraanstaande financiers. Ze waren tevens eigenaars van het Domein van
Mariemont en aan hun maecenaat is de oprichting van het Museum te danken18.
Toch moet er op gewezen worden dat het archief van de mijnen van Mariemont-
Bascoup niet in het Museum zelf berust, maar dat het werd overgemaakt aan het
Rijksarchief te Bergen.
Wanneer men uit de voorgaande uiteenzetting meent te mogen besluiten dat de
openbare archiefbewaarplaatsen in België thans rijkelijk van bedrijfsarchieven zijn
voorzien, stemt dat niet helemaal met de werkelijkheid overeen. In feite gaat het
om een paar honderd fondsen van grotere of kleinere omvang. Maar de aanwinsten
zijn toch nog gering in vergelijking met het totale aantal ondernemingen van ver
schillende juridische vorm, die in België hebben bestaan en die heden ten dage
alleen op ongeveer 138.000 worden geschat.
Voor sommige sectoren zijn representatieve bedrijfsarchieven voorhanden: dat geldt
in de eerste plaats voor de extractieve bedrijven en voor de traditionele nijverheden.
Maar voor een te groot aantal bedrijfstakken zoals de land- en tuinbouw, de
fabrieken van landbouwtrekkers en landbouwmachines, de autoproduktie en neven-
bedrijven, de vliegtuigbouw en aanverwante nijverheden, de bedrijven voor telecom-
municatiemateriaal, de mechanische vlasindustrie, de fabrieken voor vis-, vlees- en
groenteconserven en andere meer ontbreken ze helemaal.
Een Gids van de Bedrijfsarchieven bewaard in de openbare depots van België is ter
perse. Hij geeft de toestand weer tot 1975 en wordt gepubliceerd door het Algemeen
Rijksarchief en door de Vereniging van Archivarissen en Bibliothecarissen van
België.
De gezamenlijke inspanningen van de voormelde wetenschapoelijke inrichtingen,
universiteiten, bibliotheken en musea, maar toch inzonderheid van het Rijksarchief,
hebben in zover resultaat opgeleverd, dat sedert de jongste jaren hoe langer hoe
meer bedrijfsleiders ervan kunnen worden overtuigd om hun ouder archief in be
waring te geven, ja het soms spontaan uit eigen beweging komen aanbieden hoofd
zakelijk aan het Rijksarchief, zoals blijkt uit het exposé. Dit zou bijzonder verheu
gend zijn, ware het niet dat die evolutie voor de inrichting een nieuw probleem
schept, dat verband houdt met de beperkte plaatsruimte waarover zij beschikt.
Voor dat vraagstuk heeft het Rijksarchief uiteraard een oplossing gezocht.
Twee archieven met name het archief van de Sociétaires et Société Civile des
Usines et Mines de houille du Grand-Hornu en van de Charbonnages de Marie-
mont-Bascoup werden zonder schifting opgenomen. Ze beslaan in het Rijks
archief te Bergen een rekkenlengte enerzijds van circa 215 strekkende m. en 1 m3
kaarten en technische plans; en anderzijds ruim 300 strekkende m. dus samen meer
dan een halve km. Maar het weze onderstreept dat het om twee uitzonderlijk be
langrijke archieven gaat.
18 Mariemont. Guide illustré précédé d'une Notice biographique sur Raoul Warocqué
et d'un historique du domaine de Mariemont. Nijvel, 1968.
[274]
De kolenmijn van de Grand-Hornu was reeds in uitbating sedert het Oud Regime.
Het is echter pas nadat Henri de Gorge de mijn in 1810 van de vroegere uitbaters
had aangekocht, dat het bedrijf volle expansie kreeg19. De Gorge voegde er een
constructieatelier en bijbehorende gieterij aan toe en bouwde het geheel uit niet
alleen tot een van de belangrijkste ondernemingen in Henegouwen, maar tot een
uniek industrieel complex. Zijn fabriek met afhankelijkheden werd gebouwd door
de bekende Doornikse architect Bruno Renard, in een stijl die men neo-klassiek zou
kunnen heten20. Vanaf 1822 begon hij met het optrekken van woningen voor
zijn arbeiders. In zijn erfenis-aangifte van 1832 worden er 425 huizen opgegeven,
waaronder er nog enkele in opbouw waren. Tussen 1867 en 1870 werd het aantal
arbeiderswoningen verder uitgebreid. In 1829 bedroeg de jaarproduktie van de
kolenmijn van de Grand-Hornu 100.000 t. Zij bekleedde toen de tweede plaats
onder de mijnen in Henegouwen. Zijn arbeiderswijk herbergde in datzelfde jaar
2.500 individuen. Maar bovenal merkwaardig waren de sociale voorzieningen:
school, bibliotheek, hospitaal, badinstallaties, feest- en danszaal, een geheel dat
voor die tijd uitzonderlijk vooruitstrevend mag worden genoemd. Voor wandeling
en recreatie waren twee ruime pleinen aangelegd en de rechte brede straten ge
tuigden van een reële urbanistische zorg. Men mag dan ook verklaren dat het
complex van de Grand-Hornu als totaal beeld en getuigenis van de vroegste fase
van de Industriële Omwenteling in Europa zijn weerga niet vindt21. Geen won
der dat stemmen zijn opgegaan voor het behoud van dat merkwaardig indus
triële landschap, dat met totale ruïne werd bedreigd en nu voor zover het althans
nog te redden was in een architectenbureau is omgevormd22.
19 De figuur van Henri de Gorge is ons beter bekend sedert de studies van dhr. Hubert
Watelet, voorheen wetenschappelijk medewerker bij het Rijksarchief te Bergen, thans
professor aan de Universiteit te Ottawa in Canada: L'enrichissement d'un homme nou
veau au début du XlXe siècle. Histoire Sociale. Revue canadienne, 1-2, 1968, blz. 66-102,
34-53. Zelf verdiende Henri de Gorge, zoon van een bescheiden landbouwer uit Frans
Henegouwen mét zijn ondernemingen een voor die tijd ontzaglijk fortuin. In 1800 be
droeg zijn inbreng in de huwelijksgemeenschap met Eugénie Legrand 13.833 pond 10
stuivers en twee kleine lapjes grond; zijn toekomstige vrouw bracht van haar kant 1.500
fr. mee en de belofte van nog eens 20.000 fr. na de voltrekking van het huwelijk. Bij zijn
overlijden werd de totale waarde van de huwelijksgemeenschap geschat op 3.000.000 fr.,
waarvan de kolenmijn en het gehele complex van de Grand-Hornu met inbegrip van de
arbeiderswijk de 3/5 vormden hetzij 1.846.000 fr.
20 A. F. J. Roziere, Tournai ancien et moderne, 1864, blz. 521.
21 Ph. Vandermaelen, Dictionnaire géographique de la province de Hainaut, 1833:
Le magnifique établissement de M. De Gorge-Legrand est d'une célébrité européenne:
Le voyageur en arrivatit d Hornu est frappé de l'heureuse disposition d'une longue
suite de constructions régulières et bien alignées il fit construire de 1823 a 1825 cent
soixantequinze habitations d'ouvriersPour la promenade et les jeux on a formé deux
places publiques une machine a vapeur distribue de l'eau chaude, de l'eau
tiède et de l'eau froide a la colonie pour la quelle on a disposé un établisse
ment de bains; non loin se trouve une salie de danse Mais ce qui mérite de fixer
I'attention c'est une vaste école oü les enfans des ouvriers recoivent gratuite-
ment l'instruction ie fondateur des beaux établissemens d'Hornu a mis en outre d
la disposition des enfans une petite bibliothèque les ouvriers ont au centre de
leurs habitations un point de réunion, une salie commune oü ils trouvent des collections
de journaux et d'autres ouvrages
22 M. Bruwier, Les ateliers et la Cité ouvrière du Grand-Hornu. Bulletin trimestriel du
Crédit Communal de Belgique, n° 83, jan. 1968, blz. 23-30.
[275]