varis behoeft m.i. eigenlijk geen inventaris in dien zin. Misschien komen we daar later nog op terug. De omvang van de hier bedoelde opgave voor de bedrijfsarchivaris is even redig met de hoeveelheid kennisdragende bescheiden, die het bedrijf voort brengt en ontvangt. Het veronderstelt van de archivaris tegelijkertijd het vermogen de voorkomende zaken te verstaan, te onderkennen en te plaat sen in een groter verband. Het laatste is zelfs een dwingende voorwaarde ter oplossing van het ordeningsvraagstuk, dat aan de bedrijfsarchivaris is toevertrouwd. Het beeld nog even doortrekkend, kan worden gesteld dat de bedrijfsarchivaris een breed zicht heeft op het bedrijfsgebeuren, en dat mits hij zijn zaken in orde heeft, óók het archief een onmisbaar element is in de actieve bedrijfsvoering, resp. de uitoefening van bestuursfuncties. In deze schets (waarbij geheel voorbij is gegaan aan de gevoerde of te voeren strijd tot zelfverwezenlijking van het beroep van bedrijfsarchivaris) is naar de inhoud van de functie het accent wel sterk gelegd op de documen tatie ten behoeve van de beleidssfeer. Intellectueel ligt daar dan ook het zwaartepunt, hoewel de acceptatie soms moeilijk ligt. De functieinhoud is daarmee in zoverre vertekend, dat er is voorbijgegaan aan de regulerende niet aflatende stroom van arbeid van alledag: nl. het beteugelen van de aanwas van documenten van allerlei aard. Bij grote ondernemingen bijv. enkele tientallen tonnen massadocumenten per jaar die vernietigd worden. Echter de problemen van beheer en beheersing zijn hier van voornamelijk kwantitatieve aard; de organisatie met zijn richtlijnen moet erop kunnen reageren. Niettemin is dit onderscheid binnen het werkgebied, nl. dat van massa-archief en dat van beleidsarchief, bijzonder relevant, omdat mogelijk hier en m.i. stellig bij zeer grote ondernemingen een breukvlak is of zal ontstaan tussen de bedrijfsarchivaris (zoals deze totdusver reilt en zeilt) en het hierna verder uit te werken (additionele) taakgebied, dat zich ontwikkelt vóóral onder invloed van de optredende verande ringen (schaalvergroting en specialisatie) binnen het bedrijfsleven zelf, en dat mede ten nauwste verbonden is met het aspect van de bedrijfshistorie. In de bedrijven volgen de generaties elkaar thans snel op. Veeljarige ervaring werd vroeger i.h.a. geleidelijk aan jongeren overgedragen, de papieren neerslag lag besloten in het archief. De vraag moet worden gesteld hoe dit proces zich in de toekomst zal herhalen. De structuur van ondernemingen wordt alsmaar ingewikkelder, de con cernvorming zet zich voort, de onderlinge afstanden (óók tot het archief) worden voortdurend groter; het aantal zaken dat niet of niet meer 'gekend' wordt stijgt. Als modern (en modieus) nevenverschijnsel is er de omstandigheid dat door de grotere dynamiek de functionarissen komen, wisselen, promoveren naar nieuwe posten. Kortom de kennis en ervaring, die voorheen in hoge mate in meer plaats gebonden figuren incorporeerde, is nu vluchtig geworden en circuleert vlindert van de één naar de ander. Van continuïteit lijkt geen sprake meer. In dit gemaks halve wat gestyleerde patroon waarbij ik de inwerking der maatschappelijke impli caties maar terzijde heb gelaten, moet het bedrijfsarchief als geconserveerde her- [262] innering een steeds noodzakelijker rol gaan vervullen, resp. de leemtes opvullen. Echter het zal tegelijk tekort schieten. Immers de bedrijfsarchivaris was, en is nog steeds, primair de 'verkeersagent die de stroom van dagelijkse stukken dirigeert, hetzij naar de verbruiker of naar de par keerplaats. Zijn tweede belangrijke opgave is het toegankelijk maken van het archief, terwijl zijn werkzaamheid in feite is voltooid met de bewaring, resp. ver nietiging. Daarenboven niet het minst ambitieus, maar binnen zijn beperkte mogelijkheden als toegift, draagt de archivaris spontaan bij waar kennis van het verleden of ander inzicht ontbreekt, doch nuttig is. Echter de ervaring leert hem dat juist zoiets als het verleden niet zonder meer gegeven is, of dat men de feiten maar eenvoudig in het archief hoeft op te zoeken. Het is tegen deze achtergrond een illusie te verwachten, dat op den duur de bedrijfs archivaris met weliswaar véél, maar daardoor ondoorzichtig en weinig concies materiaal, het adequate antwoord zal kunnen geven. Niet langer kan het archief volstaan met toegankelijk te zijn ten aanzien van het verband der zaken die het bevat, doch waarvan de essentie in talrijkheid der aanwezige documenten versluierd blijft. Ik denk aan Kooij zijn vraagstelling. Het gaat namelijk vandaag niet meer alléén om een antwoord of een bepaald stuk, maar ook om een informatie die studie behoeft, en die i.h.a. slechts langs descriptieve weg kan worden voorbereid, alvorens te worden verstrekt. De vraag rijst dan ook of een nieuwe benaderingswijze of een apart specialisme hier, en zeker bij de grote ondernemingen, niet gewenst is. Zoals gezegd is volgens de gangbare opvattingen de bedrijfsarchivaris een man die een organisatie 'runt', de papperasserie van de onderneming optuigt, en daarbij en passant het een en ander van het bedrijf opsteekt en dat uitdraagt. Hij maakt er het beste van als op zijn kennis een beroep wordt gedaan. Bij kleinere onderne mingen is zo'n taakvervulling wellicht afdoende; echter niet bij het toenemend aantal grote, met hun complexe maatschappelijke, economische en technische aan- rakingsvlakken. En wat, binnen de onderneming, bijv. te doen naast de informatievoorziening van algemene aard met het daarmee verweven aspect van de bedrijfshistorie? In zijn huidige opstelling bevindt de bedrijfsarchivaris zich verre van de studieuze sfeer, nodig om ook op het gebied van de bedrijfshistorie iets van betekenis tot stand te brengen. (Ervan afgezien of hij daarvoor de opleiding heeft genoten). Zomin geeft oen gedeeltelijk herziene dagindeling enig soulaas, wanneer wij enkele denk bare activiteiten van deze soort eens op een rijtje zetten, in aanmerking nemend dat de bedrijfsarchivaris er vrijwel alleen voorstaat: Het op verzoek van bedrijfsfunctionarissen samenstellen van historische over zichten van uiteenlopende aard, in sommige gevallen mede dienstig aan de voor- lichtings- en public relations organen van de onderneming. het a priori aanleggen van collecties, resp. het beschrijven van zaken uit het [263

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 24