Bedrijfsarchivaris en bedrijfshistoricus
door A. Heerding
Mijnheer de voorzitter, dames en heren,
De bijbelse traditie die vanmorgen werd gelegd even doortrekkend, zou ik mijn
betoog kunnen betitelen als één van de handelingen van een apostel, maar of het
ook een openbaring wordt, dat zult U moeten afwachten.
Toen ik Uw verzoek aannam om t.g.v. deze studiedagen enige gedachten uit te
werken over het thema bedrijfsarchivaris en bedrijfshistoricus, vloeide die bereid
heid eerder voort uit een plichtsbesef om stenen aan te dragen voor de gemene
zaak (voor zo'n doelstelling speculeert men immers zelden tevergeefs op de
aandriften van de archivaris) dan uit het eigen verworven helder inzicht
omtrent het op te zetten bouwsel, waarin de bedrijfsarchivaris èn de bedrijfs
historicus ieder hun eigen vastomlijnde plaats zouden moeten innemen: de
voorstelling waarbij de bedrijfsarchivaris 'op aanvraag geeft', en de bedrijfshistori
cus ontvangt en schrijft. Zó eenvoudig lijkt mij namelijk die relatie niet. Ook en
vóóral niet omdat wij, gegeven de grote verschillen in het bedrijfsleven, simpelweg
niet mogen spreken van dé bedrijfsarchivaris, of van het bedrijfsarchief, laat staan
van de bedrijfshistoricus. In mijn betoog wilt U daarmee wel rekening houden.
Wanneer U in deze aanhef een zekere terughoudendheid beluistert, dan is die con
clusie gewettigd; gemotiveerd ook mede door een zekere disproportie in de ervaring
van Uw inleider, die weliswaar in het bedrijfsarchief zo'n 25 jaar heeft meegelopen,
maar daarentegen, thans belast zijnde met een bedrijfsgeschiedschrijving, zijn weg
als bedrijfshistoricus eerst zoekt. En los daarvan, omdat hetgeen deze beide metiers
scheidt of bindt, niet licht tot een eenduidige opinievorming voeren zal. Zo
min als er voor een bedrijfsarchief, bijv. van een bank of scheepvaartonder
neming vandaag dezelfde zorg of maatstaf van beheer zullen worden aange
legd als bijv. bij dat van het Staatsbedrijf der PTT of bij een ministerie. Ten
zij misschien eens het fenomeen van de particuliere onderneming met haar
ogenschijnlijk ongebonden handelen óók t.a.v. het archief zou worden
omgeturnd om plaats te maken voor zoiets van één generaal bestel, tengevolge
waarvan alle bedrijfsarchief tot overheidsarchief gepromoveerd zou worden en
daarmee de problemen zouden zijn opgeheven. Het geloof in dit laat ik
260
zeggen: tovermiddel, dat laat ik gaarne aan een ieder Uwer ter afweging over.
Wél meen ik te mogen veronderstellen, dat het ontketenen van een omwenteling
alléén op die gronden, geen haalbare kaart zal zijn. Immers niet lang geleden ver
namen wij in Vrij Nederland, onder de veelzeggende kop: De verloedering van het
rijksarchief, dat 'de zorg voor archieven politiek niet interessant is'. Zomin stoelt de
veelbesproken onvrede in het particuliere bedrijfsleven allerminst op de toestand
waarin de bedrijfsarchieven verkeren. Er rest ons dan ook weinig anders dan
rekkelijk maar hardnekkig voort te gaan op die weg 'van niemand weet waarheen
mits de innerlijke opdracht tot terreinwinst wèl gewaarborgd blijve, en dat wij, beter
dan tot dusver, elkaar te vinden weten waar dat nodig is. Binnen de begrenzing
van deze bescheiden groeivoorwaarde heb ik mijn betoog afgepaald bij
tekort aan direct zicht of uitzicht, maar niet zonder perspectief. Mag ik openen
met U een heel korte schets te geven van de ontwikkeling van het vak van de
bedrijfsarchivaris, gedurende de afgelopen vijftig jaar.
Het verschijnsel van de 'bedrijfsarchivaris' is een goede generatie oud, althans in
ons land. Het vak ontstaat rond 1920 wanneer de grotere ondernemingen versneld
expanderen, wat gepaard gaat met een toenemende en gecompliceerde documenten-
stroom. Snellere communicatiemiddelen (bijv. de luchtpost) en nieuwe technieken
(repro enz.) werken in dezelfde richting.
Toch vindt in de bedrijven de gedachte aan een georganiseerd documentenbeheer
slechts incidenteel ingang - de BPM, PEB Friesland, de KPM en nog een enkele
koploper. Het duurt lang voordat de positie van bedrijfsarchivaris gestalte krijgt. De
theoretische fundatie van het vak wordt tussen de twee wereldoorlogen in Nederland
gelegd, waarbij de namen van NIDER en Studiegroep voor Beheersdocumentatie in
dit gezelschap niet ongenoemd mogen blijven. Zo vindt geleidelijk de functie van de
bedrijfsarchivaris ingang, komt de opleiding van de grond en breidt het werkterrein
van postbehandeling tot en met beheersdocumentatie zich voortdurend uit.
De bedrijfsarchivaris van vandaag is zo ongeveer de vervulling van het vooraf
gaande. Hij overziet de papierstroom, ordent, bewaart, vernietigt; in grondvorm is
zijn archief het papieren geheugen van de onderneming. Het materiaal krijgt hij in
handen doordat i.h.a. zijn organisatie óók de post ontvangt, leest, registreert, etc.
Tezamen met de intern ontstane stukken, rapporten, notulen e.d. ontleent hij hier
aan een voorstelling van het bedrijfsgebeuren, in heden en verleden.
Een te stellen eis aan de bedrijfsarchivaris is dat hij de stukken zodanig beschikbaar
heeft, dat hij deze bij navraag onmiddellijk kan leveren (en dat is doorgaans om een
andere reden dan bedrijfshistorische navraag). Nauw daarmee verbonden is de nood
zaak ze te presenteren in logisch verband met wat voorafging of samenhangt, m.a.w.
de stukken moeten 'documentalistisch' voorhanden zijn. Ik denk even aan een op
merking die ik meen Van Giessel vanmorgen plaatste, toen hij zei: 'Rijksarchivaris
sen werken nogal sterk met inventarissen', terwijl ik als bedrijfsarchivaris sterk ge
neigd ben aan inventarissen een zekere twijfel te verbinden, omdat deze over het
algemeen archieven betreffen, die, zoals ik dat hier noemde, niet documentalistisch
toegankelijk zijn. Een goed geordend archief in de terminologie van de bedrijfsarchi-
[261]