Stalhouderij Wed H. NELSL001 Remise Rapenburg 31. te Stal Foeliestraat 12 2e Stal Kloveniersburgwal 16 WED. Ei. HELSLOOT overgebracht. In een nieuwe wet, die in voorbereiding is, wordt deze procedure zelfs voorgeschreven. Maar de toevloed van archieven van failliete bedrijven is nu al zo groot, dat de rijksarchivarissen niet weten of het zo verder kan gaan. Het wordt ook wat eenzijdig zoveel archieven van failliete firma's, terwijl de niet gefailleerde historisch misschien interessanter zijn. Door fusies worden er gelukkig van de laatste categorie ook heel wat archieven aangeboden. De heer Bervoets wilde van de heer Looyenga persoonlijk weten of hij op de hoogte is van het bestaan van uitgeversarchieven in een depot van de bibliotheek van de Nederlandse Vereniging tot Bevordering van de Belangen des Boekhandels? Nadat de heer Looyenga geantwoord had, hier slechts bij geruchte over gehoord te hebben, wees drs. Bervoets op het belang van deze archieven van uitgevers. Hij voegde er aan toe, dat de archieven van de uitgevers Siithoff en Kruseman zich in de Universiteitsbibliotheek te Leiden bevinden. Dr. C. Groeneveld vroeg of de vele onverwachte door drs. Kooij aangeroerde pro bleemstellingen ons niet noodzaken de vernietiging van bedrijfsarchieven drastisch te beperken? Drs. Kooij achtte daarmee de teneur van zijn betoog juist weergege ven. Drs. J. D. Winsemius stelde met nadruk, dat het inventariseren van de archie ven er niet op gericht is de meest vreemde vragen direct te kunnen beantwoorden. Als voorbeeld noemde hij vragen uit Wageningen naar spijkerprijzen. Voor een dergelijke informatie zal de onderzoeker zelf in het archief moeten duiken. De heer Kooij was het daarmee eens, maar zag het bezwaar, dat beoefenaren van de New Economie History over het algemeen in hun studie zijn beladen met een overmaat aan economische kennis en een minimum aan historische kennis en in zicht in de beschikbare bronnen. De heer A. van Giessel had het gevoel dat de vraag van dr. Groeneveld ook een beetje tot de bedrijfsarchivarissen was gericht en hij wilde er daarom iets over zeggen. In de bedrijfsarchieven moet een uitermate scherpe uitdunning plaats hebben. Het is daarbij een gunstige omstandigheid, dat van een grens tussen oude en lopende archieven weinig sprake is, zodat de be- drijfsarchivaris die het archief toegankelijk maakt ten behoeve van de dagelijkse gebruikers al direct rekening kan houden met de permanente bewaring van stuk ken ten behoeve van het historisch onderzoek. Hij brengt bij het ontstaan van de stukken al een scheiding aan, waarbij hij de beleidstukken als historisch belangrijk apart houdt. Maar het is niet mogelijk alle kostprijsberekeningen te bewaren, om dat aan die zeer ingewikkelde materie zoveel papier te pas komt. Routinestukken moeten vernietigd worden. Drs. Kooij antwoordde, dat hij in zijn inleiding de 19de eeuwse onderneming voor ogen had. Als bij Hoogovens de slotberekening met bijbehorende overweging maar bewaard blijft, is hij tevreden. Mr. F. C. J. Ketelaar vroeg, of niet gestreefd zou moeten worden naar een wette lijke regeling, krachtens welke, bij opheffing of fusie, de bedrijfsarchieven, eventu eel via de Kamers van Koophandel, terecht komen in openbare archiefbewaar plaatsen? De heer De Jong, die in zijn voordracht de Kamers van Koophandel in dit verband genoemd had, zag als voordeel, dat de Kamer een onafhankelijke in- 258 stantie is, waar een ondernemer met minder argwaan tegenover staat, dan tegenover een instelling die een officieel tintje heeft. Bovendien hebben de Kamers ervaring in het bewaren van dossiers. Te denken was misschien ook aan de Maatschappij voor Nijverheid en Handel. De heer Van Giessel constateerde bij het bedrijfsleven toch bepaalde bezwaren tegen de Kamers van Koophandel, die zeer veel gegevens over ondernemingen vastleggen in een databank. Drs. B. Woelderink vroeg naar ervaringen der aanwezigen met Kamers van Koophandel als intermediair tussen de archiefwereld en het bedrijfsleven. We hebben de Kamers niet nodig om er achter te komen welke bedrijven failliet worden verklaard, dat is met de naam van de curator erbij na te slaan in de Staatscourant. Via de door de heer Philips voor Limburg getroffen regeling zouden archieven van gefailleerde bedrijven dus binnen te halen zijn. De heer D. P. de Vries vroeg of de discrepantie tussen de bewaarde archieven uit het bank- en verzekeringswezen en uit de zware industrie niet aardig onze economische ontwikkeling weerspiegelt? Volgens drs. Looyenga moet de discrepantie zowel ver klaard worden uit de economische ontwikkeling van Nederland als uit het gevoerde acquisitiebeleid, omdat we kunnen vaststellen, dat belangrijke archivalia van indus triële ondernemingen, waarvan we weten dat ze er zijn geweest, zijn verdwenen. Van de vragen van de heer R. Huybrecht waren er enige al in de voorafgaande discussie beantwoord. Restte de vraag, of de termijn van overdracht van een be drijfsarchief op 10 jaar gesteld zou kunnen worden en de termijn van raadpleging op 25 jaar? Mr. A. E. M. Ribberink achtte dat wel mogelijk en misschien wenselijk ook voor overheidsarchieven. Maar dan moeten we over een gigantisch archief wezen beschikken. De heer Van Giessel voegde daaraan toe, dat grote bedrijven met een behoorlijk archief onder een bedrijfsarchivaris aan zo'n regeling geen enke le behoefte zouden hebben. Voor kleinere bedrijven zou het niets uithalen en blijven we toch afhankelijk van toevallige giften en de daarbij gemaakte bepalingen. Telephoon 1722 Telephoon 165 ëAmsferaam L 190 $>e Wem £ee/Jg& [259

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 22