Boekbespreking W. L. A. Roessingh, Inventaris van het archief van de Rooms-Katholieke Parochie van de H. Bartholomew te Poeldijk, 1579-1939. Zonder opgave van uitgever en plaats (Algemeen Rijksarchief, 's-Gravenhage), 1974; 76 hlz. Het recenseren van een boek of artikel voor een vaktijdschrift is een serieuze zaak, voor een collega, hiervoor gevraagd, bovendien een ereplicht, waaraan hij niet mag verzaken. In het onderhavige geval beschouwt de recensent in feite onervaren, zowel in het inventariseren van een parochie-archief als in het bespreken ervan het verzoek hiertoe tevens als een hommage aan ziin middeleeuwse ordesgenoten, de Norbertijnen van Middelburg, die sinds 1276 de kapel van Poeldijk als een van de buitenkapellen van Monster hebben bediend, leder herinnert zich ook pastoor Adrianus van Hilvarenbeek en kapelaan Jacobus Lacops, de Norbertijner zielzor gers van Monster, die met de andere martelaren van Gorcum hun martelgang met de dood in Brielle afsloten. In de duistere periode van de Tachtigjarige Oorlog blijven de kloosterlingen van Middelburg naast de Jezuïten en andere missionarissen in het Westland werkzaam onder leiding van de vicaris-generaal van de Hollandse Zending, Sasbout Vosmeer. Vanaf 1647 zijn er seculiere geestelijken gevestigd in Poeldijk; de eerste is Francis- cus Verburgh (1647-1708), tevens eerste pastoor van het Westland, bevorderaar van de Westlandse tuinbouw, bestrijder van het jansenisme, die tot op de dag van heden een zekere bekendheid genoten heeft. Dit schrijvende betrap ik me erop, dat mijn aandacht zich als vanzelf meer richt op de personen dan op het archief en de inventaris: een euvel, dat ik ook waarneem in de Inleiding tot de inventaris, en waarover ik de inventarisator en beschrijver van het archief eigenlijk wilde kapittelen! Want van de 19 bladzijden tekst van de In leiding zijn er ruim 7 besteed aan deze interessante Westlandse pastoor te Poeldijk. Mijns inziens zou het zowel aan de Inleiding als aan de personage van Verburgh ten goede zijn gekomen, wanneer de studie over hem zijn neerslag had gevonden in een artikel, b.v. in het Archief voor de geschiedenis van de Katholieke Kerk in Nederland en de Inleiding exclusief was toegespitst op de beschijvende inventaris en een algemeen historische overzicht. Deze inventaris, klassiek gehouden in opzet en uitwerking, maakt een uitstekende indruk: de Inhoud is duidelijk en adequaat in zijn verdeling, de Inleiding uitvoerig [182] genoeg en van talrijke noten voorzien, de eigenlijke Inventaris van 285 nummers kennelijk van de hand van een vakman (nota: er is geen regestenliist, omdat het archief pas goed en wel begint in de 17de eeuw); gelukkig is er een Bijlage met een lijst van de pastoors (van 1647 tot heden) als ook een Index van 400 persoons- en plaatsnamen. En dit alles in een verzorgde offsetdruk in het ondertussen ingebur gerde Din-A4 formaat, en verlucht met een zestal reproducties van historisch be langrijke kaarten en voorwerpen. Met nadruk wil ik hier getuigen en dit dient zwaarder te wegen dan alle verdere op- en aanmerkingen omtrent de details dat, ten eerste, de indeling van de archi valia in A. archief van de pastoor, B. archief van het kerk- (en armjbestuur, en C. archief van het armbestuur, dat pas na 1778 zelfstandig optreedt, met hun on derverdelingen (met èèn kleine uitzondering, waarover hierna) mij volstrekt verant woord voorkomt; en dat, ten tweede, de stukken correct, zakelijk en helder zijn beschreven Bij dit laatste de aantekening, dat meerdere beschrijvingen (bv. de nummers 150 evv.) van akten zo uitvoerig zijn, dat ze het karakter van een regest gekregen hebben, een voordeel, als nu eenmaal geen lijst van regesten voorhanden is. Welnu, indeling en beschrijving zijn de hoofdaspecten van iedere inventaris en de hierboven gedane constatering strekt daarom de hr. Roessingh tot eer. Bij de volgende details worden enige aanmerkingen gemaakt. Onder het archief van de pastoor valt de sectie privatim ontvangen stukken (nrs. 73-80). Eigenlijk behoren deze archivalia in een Aanhangsel als: 'Stukken, waarvan de aanwezigheid wel te verklaren is, maar die thuishoren in het familiearchief van de pastoors'. De eerlijke aanduiding van deze stukken ontwapent echter de criticus en hindert de gebruiker van de inventaris geenszins. Jammer is het. dat de doop-, trouw- en doodboeken etc., in casu een 20-tal regis ters (nrs. 36-54a), verscholen zijn in de formulering van administratie betreffende parochianen; al had er maar gestaan registers of registratie betreffende parochia nen Ook uit ik mijn bedenking ten opzichte van de rangschikking van de stukken van kerkkoor, broederschappen en kerkelijke verenigingen onder het pastoorsarchief. Wellicht is de pastoor in feite de Urheber en eerste 'vruchtgebruiker' van deze instituten geweest en heeft hij de archiefjes bewaard en bijgehouden. Toch vormen naar mijn oordeel deze archivalia (nrs. 57-68) een vierde, zelfstandige hoofdafde ling naast de archieven van de pastoor, kerkbestuur en armbestuur. Tenslotte een kleine, maar licht vermijdbare schoonheidsfout. De voorkeurspelling is niet overal consequent gebezigd: copie (nrs. 2b, 30), acte (nrs. 64 65) contrakt (nr. 76). Met genoegen en tot geruststelling kan worden geconstateerd, dat op het drassig terrein van de parochie-archieven een goede traditie aan het groeien is van uniforme en afdoende inventarisatie; we denken hierbij b.v. ook aan de voor beeldige Inventaris van het archief der parochie Bokhoven van de hand van mr. J. A. M. Hoekx (Heeswijk-Dinter, 1969). Aldus wordt het inventariseren van pa- iochiebescheiden gemakkelijk gemaakt en het inlopen van achterstand mogelijk. H. van Bavel O.Praem. 183]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 32