nant zijn (als ze die dingen zelf gaan terugzetten is 't mis) geen bezwaar. Maar archiefstukken te beheren zal nooit onze taak zijn. Maar zijn we er daarmee? Na tuurlijk niet. Zuid-Holland alléén is niet Nederland. En in tegenstelling tot de derde afdeling van het A.R.A. het Centraal Bureau is niet alléén op Zuid- Holland gericht. De hamvraag is: wat doen U en wij tezamen om de toenemende stroom van gene alogisch geïnteresseerde bezoekers op een verantwoorde wijze op te vangen en te geven wat wordt verlangd? En dat dan met de bekende (zeer) beperkte middelen. Is die vraag wel zo moeilijk te beantwoorden? Wij menen van niet en wij geloven ook. dat verschillende archivarissen in den lande deze vraag al lang op zeer be vredigende wijze hebben beantwoord. De oplossing van het probleem valt o.i. in drie delen uiteen, één van techniek, één van 'mankracht', één van voorlichting. In de eerste plaats zouden in alle rijks- en gemeentearchieven de registers van de burgerlijke stand en de tienjarentafels, alsmede de doop-, trouw- en begraafregis- ters, inclusief gaardersregisters, registers van huwelijkscommissarissen enz., hetzij in de vorm van klappers of fiches met volledige gegevens, hetzij in de vorm van xerokopieën of microfiches, zó in de studiezaal moeten zijn opgesteld, dat de gene alogen zichzelf kunnen helpen. Daarmee wordt enerzijds een verlichting van de druk op het archiefpersoneel bereikt, terwijl anderzijds aan de onrustbarende slij tage van de originele stukken een einde wordt gemaakt. Voor de grotere gemeentearchieven in den lande is dit de meest natuurlijke zaak van de wereld. Mag ik er slechts enkele noemen? Amsterdam, Arnhem, Breda, Deventer, Gouda, 's-Gravenhage, Kampen, Leiden, Nijmegen, Rotterdam en Utrecht, enz. (al geldt dat dan in de regel alleen voor de bronnen van vóór 1811). Sinds kort is dit ook het geval in enkele rijksarchieven en binnenkort in het A.R.A., maar helaas nog niet overal. In het Rijksarchief in Gelderland moeten zelfs de tienjarentafels B.S. nog stuk voor stuk per aanvraagbriefje uit het depot worden gelokt. Wat een verspilling van energie en tijd voor het archiefpersoneel èn de be zoekers! In de tweede plaats is het ons inziens noodzakelijk, dat zich in iedere studiezaal (ook die van het C.B.) een ambtenaar bevindt, die vooral ook genealogisch gezien 'van wanten weet'. Iemand, die niet alleen in het eigen archief goed thuis is, maar die ook uit eigen ervaring een bezoeker met raad en daad terzijde kan staan. Dat zou in de praktijk betekenen, dat ieder archief zou moeten beschikken over twee of drie ambtenaren, die ofwel een ruime ervaring met genealogisch onderzoek heb ben opgedaan, ofwel daarvoor speciaal zijn opgeleid. Die opleiding kan ten dele theoretisch geschieden, bijv. in het kader van de oplei dingen aan de rijks archiefschool, maar zou o.i. toch voor het overgrote deel moeten berusten op ervaring met genealogische correspondentie en hulp aan gene alogen in een studiezaal. [178] In de derde plaats zullen er méér goede archiefgidsen moeten komen in de geest van Th. J. Poelstra s Een Hollands Stadsarchief', de 'Gids tot de gemeentelijke archiefdienst van Leiden' en de (wat verouderde) 'Beknopte gids voor de bezoekers van het Algemeen Rijksarchief'. En maar daaraan wordt al volop gewerkt gedrukte inventarissen. Deze drie voorstellen kunnen natuurlijk niet van de ene dag op de andere verwezen lijkt worden. Wij moeten er echter wel naar toe werken. Ook het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk heeft hier een taak, daar zowel de cultuur als de recreatie en het maatschappelijk werk bij genealogisch onderzoek door amateurs als vorm van zinvolle vrijetijdsbesteding betrokken zijn. Een nauwe samenwerking tussen archiefdiensten en C.B. in het belang van het publiek zal, naar wij hopen en verwachten in goede verstandhouding gereali seerd kunnen worden. Dan zal, wanneer over enkele jaren de stichting Centraal Bureau voor Genealogie op ruim 30-jarige leeftijd als niet geheel onbevlekte maar toch wel eerzame jongedochter een verstandshuwelijk aangaat met het veel oudere, maar zeker wel charmante, algemeen rijksarchief, deze verbintenis door de grote schare vrienden en verwanten met blijdschap worden begroet. W. Wijnaendts van Resandt. [179]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 30