Tijdens de discussie kwam duidelijk naar voren, dat als eerste taak van de archivaris werd gezien het behoud en openbaarmaking van archieven. Van belang zijn boven dien contacten met de administratie van de openbare diensten, publicatie van inven tarissen en bronnen en contacten met een te werven publiek. Dr. Alsberg (Israël) bepleit een wettelijke basis voor de contacten met de admini stratie i.v.m. de ordening en overneming van archieven. Dr. G. Duboscq (Frankrijk) valt Dr. Alsberg bij. De wetgeving in Frankrijk op dit gebied is volledig verouderd. Prof. Lajor Pasztor (Vaticaan) publiceert ieder jaar de aanwinsten; onderhoudt een intensieve relatie met bezoekers en scribenten. Ook de t.v. is regelmatig te gast. De Vaticaanse archieven onderhouden intensieve contacten met de buitenlandse historische instituten ter plaatse. M. Filip Dolguikh (U.R.S.S.) acht een van de belangrijkste taken van de archivaris zijn activiteit en creativiteit. Hij moet zelf zijn wegen zoeken om het belang van de archieven aan een groter publiek duidelijk te maken. Kecskeméti (uitvoerend secretaris van het Internationaal Archiefcomité) wijst op de activiteiten van de Conseil international des Archives op het gebied van het maken van gidsen van bronnen voor de geschiedenis van Afrika beneden de evenaar. Dr. Hans Booms (Bondsrepubliek Duitsland) zegt 'laat het publiek weten dat je bestaaf. Maar voor het geven van een beeld van het archiefwezen moet de archivaris eerst een beeld hebben van zich zelf. Er dient voor iedereen de mogelijkheid te bestaan kennis te maken met onze verzamelingen. Dr. L. Pirenne (Nederland) wijst op de pas verschenen herdruk van de 'Gids voor de Rijksarchieven in Nederland', die een half jaar na verschijnen al bijna uitverkocht was. Het is wel jammer dat het archiefwezen onvoldoende be trokken wordt in de werkzaamheden van de sectie geschiedenis van de afd. Letteren van de Koninklijke Academie van Wetenschappen. Dr. C. Wijffels (België) sluit zich aan bij de opmerkingen van Dr. Duboscq over de noodzaak van intensivering van de banden tussen administratie en archie ven. Dr. Jörgensen (Denemarken) verstaat onder publieke relaties niet het maken van inventarissen, maar het uitgeven van folders, het organiseren van tentoon stellingen. Dr. Wagner (Unesco) die gedurende de hele bijeenkomst van deze Ronde Tafel de belangen van de ontwikkelingslanden behartigde, benadrukte de zeer speci fieke bijdrage, die de archieven voor deze landen leveren in hun identificatie proces. De tweede zitting (dinsdag 8 oktober 9.30 uur) werd voorgezeten door Dr. Hans Booms, Bundesarchivar van West Duitsland. De inleiding werd verzorgd door Dr. Frank Evans, assistent bij de uitvoerende directie van de Nationale Archieven van de Verenigde Staten te Washington. De heer Evans stelt de zorg voor het jaarverslag en voor alle periodiek verschij- [154] nende uitgaven primair. Eerst daarna, maar ook onmiddellijk daarna, komt een generaal overzicht van de inhoud van het depot. Uit de belangstelling voor deze uitgaven blijkt de plaats, die het archiefwezen in de maatschappij inneemt. Niet iedereen was het met deze volgorde zoals door Dr. Evans voorgestaan eens. Mr. Rhoads (U.S.A.) acht het algemene overzicht belangrijker dan het jaarverslag. Teneinde een lijn aan te houden in de gedachtenwisseling wordt deze op verschil lende deelgebieden toegespitst: a. Jaarverslagen Dr. Jörgensen (Denemarken) bepleit jaarverslagen over langere perioden, bijvoor beeld 5 jaren, omdat dan ook indices op de inhoud kunnen worden gemaakt. Dr. G. Duboscq (Frankrijk) vertelt dat de Franse jaarverslagen intern blijven. Dit is geen goede zaak. Mr. Ede (Groot-Brittanië) meent dat een op de externe betrekkingen gericht jaar verslag niet vraagt om de gedetailleerde gegevens van meer academische aard. Dr. Dahm (West-Duitsland) zegt dat ook de Duitse verslagen niet in druk worden uitgegeven. Om die reden is het jaarverslag niet het meest geëigende middel om reclame te maken. Dr. Pirenne (Nederland) wijst op de wijziging van het type jaarverslag, dat sinds 1968 minder gericht is op het vermelden van wetenschappelijke details, maar meer op het verwerken van gegevens in statistieken en op een oriëntatie op de departementale ambtenaren. Als er keuze gemaakt moet worden tussen het jaarverslag of de gids dan heeft naar zijn persoonlijk gevoelen de laatste de voorkeur. Het gaat echter niet om of/of maar om en/en. Hij wijst daarbij nogmaals op het succes van de herdruk van de Gids voor de Rijksarchieven in Nederland. Een oplage van 2000 exemplaren is binnen één jaar uitverkocht. Dr. Wagner (Unesco) bepleit jaarverslagen speciaal voor de ontwikkelingslanden. b. Algemene Overzichten Dr. W. Smith (Canada) geeft voorbeelden van de gunstige ervaring in Canada van overzichten van de inhoud van de depots. Dr. H. Dahm (Bondsrepubliek) bepleit popularisering van de archieven door middel van inventarissen, gidsen, tentoonstellingscatalogi voor educatief werk. Mr. Kukubo (Kenya) heeft voor wat zijn eigen land betreft behoefte aan zeer eenvoudige inventarissen. Er zijn geen archiefstukken ouder dan 1963. Er bestaan nog bijna geen afgeronde en afgesloten archieven. c. Bronnenuitgaven Dr. Ember (Hongarije) bepleit, dat een archief als wetenschappelijk instituut niet te zeer zich met uitgave van historische overzichten moet bezig houden. Historici en historische verenigingen hebben op dit gebied hun eerste taak. [155]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1975 | | pagina 18