Ten aanzien van de kaartbeschrijving kan nog het volgende opgemerkt worden:
a) De schaal. Wordt deze in een oude maat aangeduid, dan wordt de 'schaalstok'
op de kaart gemeten en men noteert b.v.:
'160 Rijnlandse roeden 6,8 cm'.22
Bij voorkeur wordt de schaal dan ook nog in moderne schaalaanduiding omgere
kend. Hulpmiddelen hiervoor zijn:
le. 'Van Swindens vergelijkingstafels van lengtematen en landmaten', bekorte
uitgave door R. Rentenaar, 2 dln, Wageningen, 1971.
2e. W. C. H. Staring, 'De binnen- en buitenlandse maten4e druk,
Schoonhoven, 1902.
3e. Op de kaart aangeduide breedtegraden.
4e. Vergelijking van de afstand tussen twee punten op een oude kaart en tussen
dezelfde punten op een moderne kaart waarvan de schaal bekend is.
b) De projectie (b.v. Mercator-projectie, cylinderprojectie) kan genoemd worden
(alleen bij kleinschalige kaarten).
c) Vermeld kan worden of de kaart een graadnet of een ruitnet heeft. Eventueel
kan men vermelden wat de O-meridiaan is; bij moderne kaarten nemen we zonder
meer aan dat het die van Greenwich is.
Om een kaart precies te lokaliseren kan men aangeven door welke lengte- en
breedtegraden het kaartbeeld begrensd wordt.23
d) De oriëntatie wordt alleen vermeld als het noorden niet boven ligt. Men kan
de oriëntatie op twee manieren aanduiden:
le. 'Z.W. boven' of 'Het oosten boven' enz.
2e. 'Het noorden onder' of 'het noorden rechts boven' enz.
Het is een kwestie van persoonlijke voorkeur welke manier men kiest.
e) Een kaart kan behoren tot een set-*. De kaartset bestaat uit een aantal bladen,
die afzonderlijk geen eenheid vormen. De kaarten worden daarom niet afzonderlijk,
maar alleen als set beschreven. Voorbeeld van een kaartset:
De kaart van Rijnland door Eloris Balthasar en Balthasar Florisz. van Bercken-
rode in 22 bladen.
f) Een kaart kan onderdeel zijn van een serie. Het afzonderlijk kaartblad van een
serie kan ook zelfstandig gebruikt worden en heeft vaak ook een eigen legenda.
Heeft men in de verzameling een serie compleet of nagenoeg compleet, dan kan
men de serie als een geheel beschrijven. Daarnaast kan men ook van de afzonder-
Aanduidingen als schaal van 800 Putse roeden' zeggen in wezen niets.
Bij de C.C.K. kan men met behulp van de computer kaarten opzoeken door middel
van de coördinaten. Het voordeel is, dat men alle kaarten van een bepaald gebied (des
gewenst te beperken tot die van bepaalde schalen) kan vinden, ongeacht de namen
waaronder de kaarten beschreven zijn.
-4 De omschrijving van de begrippen kaarten behorend tot een set, serie of atlas onder
e), f) en g) is ontleend aan de 'Handleiding C.C.K.', augustus 1972 (niet in de handel).
De hier voorgestelde wijze van beschrijven van dit soort kaarten sluit aan bij de praktijk
van de C.C.K.
[150]
hjke bladen een (beknopte) beschrijving maken, waarbij uiteraard naar de beschrij
ving van de serie verwezen wordt.
Bezit men slechts enkele losse bladen van een serie, dan worden ze apart beschre
ven. Voorbeeld van een serie:
De Topografische kaart van Nederland, schaal 1 50.000 in 62 bladen uitge
geven door de Topografische Dienst.
De bladen van een serie hebben meestal een nummer en vaak een eigen titel.
g) Kaarten behorende tot een atlas kunnen meestal op dezelfde wijze behandeld
worden als die uit een serie; de atlas kan dus in zijn geheel beschreven worden,
terwijl daarnaast ook de afzonderlijke kaartbladen kunnen worden beschreven.
Mogelijk doet men dit laatste alleen voor die kaarten in de atlas die tot het verza
melgebied van de topografisch-historische atlas behoren.23
Verwant aan de atlassen zijn de kaartboeken die men vaak in archieven aantreft.
Dikwijls bevatten ze door een landmeter gemaakte kaarten waarop het grondbezit
van een of andere instelling is vastgelegd. De kaarten zijn dan omdat het grond
bezit vaak nogal verspreid ligt gewoonlijk geheel zelfstandig.
Het komt echter ook voor, dat kaarten behorend tot een set, tot een kaartboek zijn
samengebonden. In dit geval wordt bij de beschrijving gehandeld als bij de be
schrijving van een kaartset.
h) Heeft een kaart een bijkaart (ook wel 'inzet' of 'karton' genoemd), dan wordt
dit bij de annotatie vermeld. Bijkaarten worden verder afzonderlijk beschreven.
i) De inhoud van de kaart is in de topografisch-historische atlas in de meeste ge
vallen de topografie. Een kaart kan echter meer gegevens bevatten dan strikt topo
grafische en zelfs kan de topografie op de kaart een ondergeschikte rol spelen. Als
een kaart tot doel heeft de geografische verspreiding van een bepaald verschijnsel
aan te geven spreken we van een thematische kaart. We onderscheiden hierbij b.v.
hydrografische kaarten, waterstaatskaarten, bodemkaarten, kadastrale kaarten, kli-
maatkaarten enz. Kaarten die betrekking hebben op gebeurtenissen uit de geschie
denis noemt men geschiedenis-, historie- of nieuwskaart (dit laatste als zij de functie
van nieuwsmedium vervulden, zoals dat b.v. in de 16e tot 18e eeuw veel voorkwam).
'Historische kaart' is de aanduiding van een kaart die voor 1850 gemaakt is.
j) Verticale luchtfoto s, vaak voor karteringsdoeleinden gemaakt, kunnen eventu
eel op dezelfde wijze worden beschreven als kaarten.
k) Verband van een kaart met een archief waartoe de kaart behoort dient ver
meld te worden. Veel kaartenverzamelingen zijn in het verleden ontstaan door
kaarten op willekeurige wijze uit archieven te halen, veelal zonder te vermelden
uit welk archief de kaart afkomstig was. De betekenis van een kaart is hierdoor
vaak niet duidelijk meer. Het is sterk aan te bevelen, te proberen van kaarten,
Uit atlassen afkomstige kaarten worden vaak los in verzamelingen aangetroffen. Een
belangrijk hulpmiddel om terug te vinden uit welke atlas een kaart afkomstig kan zijn
en tevens om een atlaskaart te dateren, is C. Koeman, 'Atlantes Neerlandici' 5 delen
Amsterdam, 1967-'71.
[151