Nederlanden tot in de achttiende eeuw pogingen ondernomen om de ideale, uni versele atlas te realiseren; de 'Atlas der geheele wereld' in 100 portefeuilles van de Amsterdammer Theodorus Boendermaker, die in 1722 geveild werd, is hiervan wellicht het beste voorbeeld. De meeste verzamelaars echter bleven dichter bij huis; ze kozen een grotere of kleiner geografische eenheid (de Nederlanden, een gewest of een stad) om daarvan heden en verleden aanschouwelijk te maken in tekeningen en prenten van allerlei aard. Uit de aanvankelijke verscheidenheid van opbouw en indeling groeide al spoedig een tamelijk vast schema met de hoofdgroepen 'topografie', 'historie' en 'portret ten', meestal aangevuld met een groep 'zeden en gewoonten'. Deze globale indeling is sinds het einde van de zeventiende eeuw niet meer veranderd. Wel ligt bij som mige atlassen het accent meer op het historische, bij andere meer op het topogra fische aspect. De achttiende eeuw met zijn wijdverbreide belangstelling voor eigen land en his torie betekende ook voor de atlas een bloeitijd. Keer op keer werden dezelfde voorbeelden nagetekend, en een aantal veeldelige werken verscheen om aan de vraag naar prenten te voldoen. Na een periode van wat verflauwde aandacht bloei de het genre weer op in het derde kwart van de negentiende eeuw, met dit belang rijke verschil dat het nu niet alleen personen waren die weer actief gingen ver zamelen, maar ook geleerde genootschappen en vooral de overheid. Sinds lang aanwezige, langzaamaan en onopzettelijk gegroeide stapels prenten en tekeningen op de zolders van stad- en provinciehuizen werden losgemaakt van de archieven en de rariteiten' en, met nieuwe aanwinsten verrijkt, verenigd tot een atlas Sindsdien is de overheid ook hier van lieverlee het werk van particulieren gaan overnemen. Nog steeds bestaat er een aantal zeer fraaie particuliere atlassen, maar in de laatste decennia zijn er geen nieuwe gevormd; wel is daarentegen sinds de tweede wereldoorlog een hele reeks nieuwe openbare collecties opgebouwd, die echter helaas door de hoge prijzen en de stijgende zeldzaamheid van oude stukken hun arbeidsterrein noodgedwongen moeten beperken. Gelukkig betekent dit ook dat nu meer tijd vrijkomt voor het systematisch verzamelen van eigentijds materi aal: foto's van allerlei aard, plattegronden, affiches, bouwtekeningen, reclame materiaal, kortom alles wat nu vanzelfsprekend lijkt en morgen verdwenen is. De moderne atlas is veel meer op het publiek ingesteld dan vroeger. Zijn functie is belangstellenden voor de geschiedenis van een plaats of streek te voorzien van zoveel mogelijk visuele informatie, die aansluit bij het geschreven, gedrukte en ge sproken materiaal en bij de nog ter plaatse aanwezige sporen. Het is de taak van de beheerder deze stukken te vergaren, te conserveren, te ordenen, te beschrijven, toegankelijk te maken voor iedere belangstellende en bovendien die belangstelling te stimuleren. De documentaire waarde staat als vanouds voorop; de beheerder moet echter, in tegenstelling tot een wijdverbreid misverstand, daarbij wel degelijk streven naar een zo hoog mogelijke esthetische kwaliteit: niet alleen verhoogt dat de aantrekke lijkheid van de collectie aanzienlijk, maar bovendien geeft een met smaak en be kwaamheid gemaakte tekening, prent of foto gewoonlijk een betere indruk, vooral [262] van de sfeer van het onderwerp, dan een minder geslaagde, waar precies hetzelfde op staat. Uit het voorafgaande is al duidelijk geworden dat voorwerpen, ook schilderijen, niet in een atlas worden opgenomen. Dit gebeurt overigens naast de al genoemde historische redenen ook om praktische, die voortvloeien uit de aard van het mate riaal. Tekeningen en dergelijke mogen immers slechts korte tijd aan het daglicht worden blootgesteld, maar vragen daarentegen weinig ruimte en maar één soort behandeling, die gelijk is aan die van elke andere soort waardevol papier. Voor schilderijen en dergelijke gelden heel andere en vaak tegengestelde beperkingen en mogelijkheden. Hiermee komen we aan een laatste belangrijk punt: de positie van de atlas tussen bibliotheek, museum en archief. Niemand twijfelt er aan dat de atlas als zelfstan dige eenheid een eigen plaats toekomt; belangrijker is dan ook de vraag waar de atlas het beste bewaard en beheerd wordt, dus waar een goede conservering het best gegarandeerd wordt, waar de atlas het gemakkelijkst toegankelijk is en waar de samenhang met het overige historische materiaal het best tot zijn recht komt. Principieel wordt hierover verschillend gedacht, het antwoord zal echter in de praktijk afhangen van de plaatselijke omstandigheden. In deze tijd zullen daarbij in kleinere plaatsen dikwijls de twee eerstgenoemde vragen het zwaarst wegen, in grotere de laatste. Wat de traditie betreft kan nog opgemerkt worden dat in Neder land de oude plaatselijke openbare atlassen zich in de regel bij het gemeentearchief en de daarbij behorende bibliotheek bevinden, terwijl er voor de provinciale atlas sen, die meer dan eens aangelegd zijn door een genootschap, geen algemene regel is aan te geven: soms bij het rijksarchief in de provinciale hoofdplaats, soms bij een museum, een enkele keer bij een bibliotheek. [263]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1974 | | pagina 4