rijksarchieven geïnventariseerd en dus toegankelijk zijn. Ik meen dat het minder misleidend zou zijn geweest wanneer in de inleiding aangegeven was wat de gebrui ker mag verwachten achter de gebruikte aanduidingen van ingangen op de archie ven. Beter nog zou het zijn geweest om alleen de ingangen die, naar de huidige maatstaven, de naam inventaris verdienen, als zodanig aan te geven en de overige 'lijst' of iets dergelijks te noemen. Dat lijkt mij tactisch ook beter tegenover een publieke opinie die 9500 manjaren achterstand in het inventariseren steeds hoort noemen als voorname reden voor personeelsuitbreiding bij de rijksarchiefdienst. Behalve de inventarissen, lijsten enz. verdienen (ik wees daarop bij de burgerlijke stand) nadere ingangen op zijn minst vermelding. Slechts bij uitzondering treft men een opsomming aan van nadere ingangen. De meeste overzichten besluiten met de verzamelingen van handschriften en kaar ten en de bibliotheek. De handschriften zijn niet overal apart opgevoerd: in Noord- Holland vallen ze onder de verzameling aanwinsten, in Limburg onder de biblio theek, in Gelderland onder de verzamelingen van algemene aard, in Zuid-Holland onder 'handschriften en andere stukken buiten archiefverband'. Groningen geeft aparte rubrieken zegelverzamelingen en beelddocumentatie (niet in de inhoudsop gave vermeld). De in Utrecht en Noord-Brabant apart vermelde zegelafgietsels val len in Noord-Holland onder 'diversen' (rubriek niet vermeld in de inhoudsopgave). De archiefbibliotheken zijn nimmer in de inhoudsopgave vermeld. De informatie over de bibliotheek is per rijksarchief zeer verschillend. Drenthe geeft onder 'bibliotheek' een op zichzelf nuttige literatuuropgave betreffende de provincie. Vreemd dat de waarlijk niet onbelangrijke bibliotheek van het algemeen rijksar chief nergens is vermeld. Tot zover enige grepen uit de eigenlijke overzichten van archieven en verzamelin gen. Deze overzichten worden voorafgegaan door inleidingen over de geschiedenis van het betreffende rijksarchief. Deze beperken zich meest tot het strikt noodzake lijke: personalia, wat jaartallen, vermelding van de belangrijkste aanwinsten in de loop der jaren. Noord-Brabant gaat mij wat te ver in details; de inleiding is dan ook twee keer zo lang als die van de meeste andere rijksarchieven. Ook Overijssel heeft een lange inleiding, die echter ook naar inhoud zeer afwijkt van de andere. In een achttal bladzijden wordt een vlot overzicht gegeven niet alleen van de geschiedenis der archiefvorming en van het rijksarchief in Overijssel, maar ook van de taken en be voegdheden van de voornaamste instanties. Daardoor is deze inleiding uitgegroeid tot een goed overzicht van de institutionele geschiedenis van Overijssel; ook de uit voerige kopnoten en literatuurvermeldingen bij de opsomming der archieven in het Overzicht dragen ertoe bij dat het Overijsselse overzicht meer is dan alleen een vermelding van archieffondsen. Dat valt op zichzelf toe te juichen, maar het doet ten onrechte de inleidingen van de andere rijksarchivarissen (die wèl volgens een bepaald model zijn) nogal mager schijnen. Al bepleit ik een Overijsselse opzet voor alle gewesten in een volgende uitgave, voor deze editie gaat de inleiding van Over ijssel mij te ver. Zo goed als de inleidingen op de overzichten der rijksarchieven in de provincie zijn, zo teleurstellend zijn de inleidingen onder het hoofd algemeen rijksarchief. Het is onduidelijk waarom er geen geschiedenis van het algemeen rijksarchief wordt ge geven, zoals in het vorige Overzicht (de naam Bakhuizen van den Brink komt men slechts tegen in de Overijsselse inleiding), geen algemene toelichting op de systema tiek en aanwijzingen voor het gebruik van het Overzicht worden gegeven (een prachtige gelegenheid om de gebruiker een stukje methodiek van het archiefonder zoek bij te brengen), geen poging is gedaan om de inleidingen per afdeling van het algemeen rijksarchief wat meer inhoud te geven (iets wordt goedgemaakt door de goede kopnoten en literatuurverwijzingen onder de 3e afdeling). In plaats daarvan worden in iets meer dan 2 bladzijden enkele opmerkingen van algemene aard (onder kopjes als 'vrije toegang', 'eerste bezoek', 'voorzichtigheid') gemaakt meer op hun plaats in een folder over het archiefwezen, dan in wat toch hoort te zijn het belangrijkste hulpmiddel om de weg in de rijksarchieven te vinden. De algemene inleiding besluit met vier regels over gemeentearchieven, vol gend op een lijst van afkortingen die verre van volledig is. Achterin het tweede deel is een index op de namen van personen en plaatsen van 119 bladzijden. Het maken van een klapper is een omvangrijk en meestal weinig dankbaar werk (terecht worden de namen der samenstellers aan het slot vermeld). Het is te betreuren dat de redactie zich wederom niet aan de kritiek van Van Winter heeft gestoord. Ook nu zijn de namen van instellingen in principe niet ge noemd. Men vindt de N.S.B.-Kring 't Gooi dus alleen onder de geografische naam; onder de T wel verwezen naar blz. 388: het archief van J. J. M. Taminiau, niet naar blz. 381: Taminiau's conservenfabriek N.V. te Eist (de index op Eist verwijst even min naar blz. 381). Het niet verwijzen naar instellingen is echter niet consequent volgehouden: geen verwijzing naar de vermelding van de bedrijven van G. van Wees en Weiss e.a. (blz. 420), maar wél (op de B) naar de Zeeuwsche Veevoeder en kunstmesthandel v/h S. en M. Boogert te Middelburg (blz. 514); niet naar het eveneens op blz. 514 vermelde archief van De Kanter en Hordijk's Bank te Goes, wél (op de S) naar het bankiershuis Silverijser te Maastricht; niet naar de collectie Minderbroeders op blz. 164, wél (onder de A) naar de Joodse gymnastiekvereniging Attilla en wel (onder de G) naar Gerkesklooster. Al stelt de index dus op een aantal punten teleur, als geheel is hij een bruikbare wegwijzer. De le afdeling van het algemeen rijksarchief heeft nog een eigen systematische index op familie- en andere particuliere archieven (blz. 15-20, op blz. 15 zou duidelijk aangegeven moeten zijn dat het een index op de op blz. 20-35 volgende opsomming is). Bij de 2e afdeling van het algemeen rijksarchief is het andersom: de alfabetische opsomming van families en personen op blz. 70-103, daarna de sys tematische (naar onderwerp en tijd) opsomming op blz. 104-108. Van beide afdelin gen is overigens de typografische verzorging van het overzicht van de particuliere archieven erg duidelijk. [349] [348

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1974 | | pagina 47