schappen. Dit archief (maar met andere omvang) staat nog eens en dan op de juiste plaats vermeld onder de private archieven. Zo'n dubbelvermelding ook in Groningen, waar de Joodse gymnastiekvereniging Attilla op blz. 207 en blz. 209 staat (in de index waarover hierna bij Attilla alleen 209). Dubbele vermeldingen binnen één rijksarchief zijn onnodig, vermeldingen van één archief in twee verschillende bewaarplaatsen zijn bovendien verwarrend: Van Houten's chocoladefabriek wordt zowel door de 2e afdeling van het algemeen rijksarchief als door het rijksarchief in Noord-Holland geclaimd, met verschillende naam, jaren en omvang! Noord-Holland vermeldt gelukkig dat het archief in het hulpdepot te Schaarsbergen berust, een nuttige wenk die ik helaas elders niet aan trof. In Gelderland, Utrecht, Zeeland, Holland en de Hollandse delen van Staats-Bra- bant bestonden weeskamers; deze worden als aparte rubriek genoemd, behalve in Noord-Holland, waar de weeskamerarchieven onder de oud-rechterlijke archieven vallen. Van Winter vroeg door welke instanties in de niet genoemde provincies de taken werden vervuld, die elders door de weeskamer werden behartigd. Nu gaat vermelding daarvan wellicht wat ver: dan zou het archievenoverzicht ook een over zicht van de institutionele geschiedenis moeten worden (zie hierna over de inleidin gen en de noten). Wel zou het m.i. juist zijn geweest in de overzichten van de pro vincies waar weeskamers ontbraken, dit te vermelden (zoals in het Overzicht van 1953 bij Groningen is gedaan). Ja maar, zal men tegenwerpen, het Overzicht heeft toch alleen betrekking op wat er is, niet op hetgeen in de rijksarchiefbewaarplaats niet aanwezig is. Dat gaat maar ten dele op: zo wordt op blz. 37 aangegeven dat de archieven van de Staten- Generaal sedert 1813 (sic!) nog niet zijn overgedragen; het niet in een rijksarchief berustende archief van het Huis Bergh wordt wel ver meld op blz. 375; op blz. 427 en 429 wordt de onderzoeker gelukkig verwezen naar een elders berus tend huisarchief, waarvan het rijksarchief in Utrecht slechts een leenregister bezit, resp. naar stukken betreffende een bepaalde familie in een gemeentearchief. Anderzijds mist men (Van Winter noemde hetzelfde voorbeeld) bv. het archief van de Ueidse academie, dat stellig in het algemeen rijksarchief behoort, maar in Leiden bewaard wordt. Verder worden in het Overzicht steeds vermeld de aan gemeenten in bewaring ge geven archieven, zij het helaas zonder aanduiding van jaartallen en omvang (Noord-Brabant bezigt voor de aanduiding van inbewaringgegeven archieven een sterretje; de betekenis daarvan werd mij eerst na herhaald bestuderen van het Overzicht duidelijk. Ook de 2e afdeling van het algemeen rijksarchief bezigt zo'n sterretje; ik krijg de indruk dat het daar duidt op een summiere inventaris, maar zeker weet ik het niet). Het valt toe te juichen dat de gebruiker door de informatie over inbewaringgegeven archieven een vergeefse reis naar het rijksarchief wordt bespaard, maar waarom niet meteen melding gemaakt van jaren, omvang en een gedrukte inventaris van die archieven (zoals in het Overzicht van 1953 wel geschiedde)?. Alleen Noord-Brabant 346] doet dit, maar elders blijven de gedrukte inventarissen van in bewaring gegeven archieven onvermeld. Het Overzicht gaat verder in de specificatie van en toelichting op de archieven dan de vorige editie. Sommige overzichten van rijksarchieven gaan vrij ver, ook in de literatuurverwijzing, maar het lijkt me dat de gebruiker daarmee een goede diemt bewezen wordt. Hetzelfde geldt voor nota bene's, verwijzingen enz. Hierin is uni formiteit natuurlijk moeilijk bereikbaar, wellicht ook onwenselijk. In elk geval acht ik het Overzicht op dit punt sterk verbeterd ten opzichte van de uitgave van 1953. Specificatie van plaatsen, jaren, archiefvormende instantie enz. ontbreekt echter bij de burgerlijke stand en de zg. retroacta van de burgerlijke stand. Daardoor zijn deze door meer dan 80 van de bezoekers geraadpleegde archieven nogal stiefmoederlijk behandeld. Wat bv. te doen met: 'Burgerlijke stand 1883-1902. N.B. De overdracht van deze archieven is ten dele geschied, ten dele in voorbereiding' (Zuid-Holland). Of 'Bovendien zijn er van een beperkt aantal gemeenten registers van naamsaan- neming' (Zuid-Holland, Groningen, Overijssel). Al is het begrijpelijk dat de bestaande gedrukte overzichten niet herhaald worden, men had op zijn minst toch (zoals Gelderland doet) kunnen verwijzen naar het recente Repertorium DTB van Wijnaendts van Resandt. Nergens is aangegeven of en zo ja welke retroacta in xerokopie of microfilm in de studiezaal ter raadpleging beschikbaar zijn; alleen Noord-Brabant vermeldt welke klappers aanwezig zijn. De registers van eigendomsovergang 1812-1832 ziin soms wel. soms niet naar ge meente en periode gespecificeerd. Deze rubriek komt niet voor in het Gelders over zicht; toch vermeldt V.R.O.A. 1933, blz. 42 registers uit Apeldoorn, Culemborg en Duiven, die ik niet in dit overzicht vond. In het Overzicht wordt bij elk archieffonds aangegeven of er een inventaris bestaat. Indien deze in druk is verschenen, wordt de vindplaats (vaak in Versl. V.R.O.A.; de afkorting Invent. 'Inventarissen van 's rijks en andere archieven 1927-1931' wordt wel gebruikt, maar nergens verklaard), of de volledige titel vermeld. Dat laatste leidt wel eens tot onnodige herhalingen, bv. onder Limburg, waar de uit voerige titel van Hardenbergs inventaris der nieuw-rechterlijke archieven 54 maal wordt vermeld (in het Overzicht van 1953 één keer); een verkorte aanhaling zou 5 bladzijden gescheeld hebben. Als men het Overzicht doorneemt valt op dat bij bijna elk archief een 'inventaris' is vermeld, vaak 'inventaris in handschrift' of 'inventaris getypt' (blz. 495: 'inven taris getypt, vervaardigd op het algemeen rijksarchief' is dat beter of slechter?), een enkele keer 'lijst' of 'vermeld in V.R.O.A.'. De ingewijde vermoedt dat de samenstellers met 'inventaris in handschrift' willen aangeven dat de inventaris nog slechts voorlopig is en niet voldoet aan de maat staven die men bij een in druk of in offset uit te geven inventaris moet aanleggen. De argeloze gebruiker echter kan menen dat, op een enkele uitzondering na, alle 347

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1974 | | pagina 46