Naar verluid zouden rijks-, gemeente- en waterschapsarchivarissen nu samen gaan werken aan provinciale archiefgidsen. Voor wat betreft de rijksarchieven in de provincie zou dit de gelegenheid kunnen bieden de onvolkomendheden die helaas toch aan het Overzicht van 1973 kleven te verbeteren. Voor de gemeente- en water schapsarchieven zouden dergelijke provinciale gidsen de noodzakelijke herziening betekenen van de door de V.A.N. in 1942/1945 uitgegeven 'Gids van gemeente- en waterschapsarchieven' resp. van W. J. Formsma's 'Archiefgids van Overijssel (1942) en de hier en daar bestaande gemeentelijke gidsen. Het Overzicht van 1973 zal in veel opzichten model staan voor de samen te stellen provinciale overzichten. Dit houdt ook in, dat uit de fouten van dit Overzicht lering getrokken zal moeten wor den. Met het oog hierop is deze recensie geschreven: de kritische opmerkingen zijn niet bedoeld als (misplaatst) kleineren van de inspanning van alle samenstellers van het Overzicht, maar als bouwstenen voor in de toekomst uit te geven overzichten. Het Overzicht valt eigenlijk uiteen in veertien overzichten per rijksarchief c.q. ar- chiefbeherende afdeling van het algemeen rijksarchief. De kennelijke opzet tot een uniforme redactie der afzonderlijke overzichten is op een aantal punten helaas niet gelukt. Het Overzicht is dan ook samengesteld tijdens het groeiproces van zelf standige rijksarchieven naar één rijksarchiefdienst. Als het binnen één dienst als de rijksarchiefdienst al niet ten volle lukt tot uniforme overzichten te komen, hoe ondankbaar moet dan de taak zijn van de redactie van een door rijks-, gemeente en waterschapsarchivarissen samen te stellen provinciaal archievenoverzicht! De gebruiker van een overzicht van één archiefbewaarplaats zal het niet zoveel kunnen schelen dat zo'n overzicht niet uniform is met andere. Degene die echter van een landelijk of provinciaal overzicht gebruikmaakt, bv. om na te gaan waar gelijksoortige archieven zich bevinden, zal hogere eisen stellen. Zo had het de redactie niet mogen ontgaan dat de archieven van de Tiendcommissies in Noord- Brabant onder 'landbouw', in Gelderland, Utrecht en Drenthe onder 'financiën', in Overijssel onder 'justitie', in Noord-Holland (niet als Tiendcommissie-archief aangeduid) en Zuid-Holland onder 'archieven van maatschappijen, compagnieën, verenigingen, comités en commissies' staan vermeld. Wie onder Friesland het archief van de gouverneur/commissaris des konings 1813- 1918 zoekt onder de provinciale instellingen (waar het terecht in de andere provin cies is geplaatst) zal bedrogen uitkomen: kennelijk heeft de samensteller van het Friese overzicht het rijkselement (dat de commissaris tot 1850 zeker niet ontzegd kan worden) laten overwegen, zodat dit archief onder de archieven der rijksinstel lingen is vermeld. Reeds de recesent van het vorige Overzicht, P. J. van Winter1, kapittelde dergelijke onjuiste en onnodige verschillen in rubricering. Storend is dat afdelingen van overigens gelijke aard in de verschillende overzichten van de rijksarchieven verschillende benamingen hebben. Even verschillend is bv. de rangschikking in de rubriek 'archieven van geestelijke instellingen'; in het ene geval de archieven per kerkgenootschap, in het andere alle gezindten per plaats, soms 1 P. J. van Winter, Dankbaar maar niet voldaan, in: Nederlands archievenblad 58, blz. 17-21. eerst de algemene kerkelijke organen, vervolgens de ringen, daarna de plaatselijke gemeenten enz. De hoofdindeling van de Overzichten van 1953 en 1973 is gebaseerd op de juridi sche titel waarop de archieven in de rijksarchiefbewaarplaatsen berusten (artikel 13 Archiefwet 1962): na de archieven van gewestelijke besturen en functionarissen volgen de sedert de vestiging van de eenheidsstaat gevormde provinciale archieven. Daarna worden de archieven van de in de provincie werkzame rijksinstellingen op gesomd. Dan volgen onder de verzamelnaam 'bijzondere fondsen en archieven van verschillende herkomst' de oud-rechterlijke, notariële en burgerlijke standsarchie ven, de archieven van privaatrechtelijke instellingen, families en personen, de aan het rijk in bewaring gegeven archieven van gemeenten en waterschappen, de hand schriften en kaarten en de bibliotheek. Een nadeel van deze rangschikking is dat de zg. oud-rechterlijke archieven op een andere plaats komen dan de na 1811 gevormde rechterlijke archieven en de archie ven van de hoge gewestelijke rechtscolleges (hoven en raden). De oud-rechterlijke archieven berusten krachtens het successiebeginsel in de rijksarchiefbewaarplaat sen; men zou deze a.h.w. als retroacta van de nieuwe rechterlijke archieven kunnen beschouwen. Dan lijkt plaatsing van de oude en nieuwe rechterlijke archieven bij- elkaar beter, zoals ook de zg. retroacta van de burgerlijke stand bij de burgerlijke stand zijn geplaatst. De archieven van de in de provincie werkzame rijksinstellingen zijn gerangschikt naar ministerie. Hiermee wordt (zo vermeldde de inleiding van het Overzicht van 1953) niet aangegeven dat die archieven van gelijknamige ministeries afkomstig zijn, evenmin dat de colleges of ambtenaren die de archieven gevormd hebben, alle onder die ministeries zouden hebben geressorteerd, maar alleen, dat ze zich met het genoemde onderwerp van overheidszorg hebben beziggehouden. Een dergelijke nuttige verklaring van de rubricering mist men in het nieuwe Overzicht. Trouwens, de bij de opsomming gevolgde systematiek (waarover zeker lang is nagedacht en gediscussieerd) wordt überhaupt niet toegelicht. Genoeg over de indeling. Immers, de keuze van een rubricering lijkt secundair: anders dan bv. bij vele archiefinventarissen is er niet één bepaalde classificatie de enig juiste. Maar wanneer men voor een overzicht eenmaal tot een bepaalde rubri cering van archieven ter vergemakkelijking van de raadpleging heeft beslo ten, dan dient daaraan ook de hand te worden gehouden. Op dit punt is het Over zicht niet onberispelijk. Behalve de eerder gegeven voorbeelden staan bv. de P.T.T.-inspecties en -kantoren overal onder de rijksinstellingen, behalve in Utrecht, waar zij onder de privaatrechtelijke instellingen zijn geplaatst. In deze laatste ru briek staat (onder Gelderland) ook de Academie van Harderwijk 1648-1818, die in het vorige Overzicht beter op haar plaats was onder de gewestelijke instellingen. Andersom vinden we archieven van particuliere instellingen vermeld onder de overheidsarchieven, bv. de Akens-Maastrichtse spoorwegmaatschappij onder 'eco nomische zaken' (andere particuliere spoorwegmaatschappijen zijn bij de 2e af deling van het algemeen rijksarchief te vinden onder de particuliere archieven). De Drentsche veen- en middenkanaalmaatschappij staat ten onrechte onder de veen- [345] [344]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1974 | | pagina 45