liearchieven in de jaren '50 geconfisceerd, terwijl tenslotte alle bedrijven de staat
toebehoren en daarmee de bedrijfsarchieven!
Kahlenberg is in deze beschrijving eerlijk gebleven. Hij laat de voor- en nadelen
van de absolute centralisatie zien en zeker adviseert hij niet het Oostduitse voor
beeld in zijn eigen land na te volgen.
Na de algemene problematiek wil ik nog stilstaan bij enkele facetten van het na
oorlogse gebeuren, die in dit boek aan de orde komen.
Het behoeft geen betoog dat de auteur die werkzaam is bij het Bundesarchiv, er in
geslaagd is een duidelijk beeld te ontwerpen van het ontstaan van deze centrale
instelling en haar aanvankelijke problemen. Die problemen werden veroorzaakt
door de onbereikbaarheid van zoveel voormalige 'Reichsarchiven' o.a. door de ge
allieerde inbeslagneming. Dit nadeel betekende achteraf een voordeel omdat het
Bundesarchiv zich van meetafaan sterk op nieuwe terreinen ging begeven met ge
drukte en audiovisuele contemporaine documentatie. En in de conceptie van
Kahlenberg is dat onmisbaar voor een bij de tijd levend archief.
Voor het Bundesarchiv was het in de eerste jaren ook moeilijk relaties op te bou
wen met de organen van de Bondsrepubliek. Vooral bij de Ministeries van Buiten
landse Zaken en Verdediging leefden vooroorlogse ideëen over archiefautonomie
in eigen kring. Met Buitenlandse Zaken verloor het Bundesarchiv de strijd. Tegen
een kabinetsbesluit in beschikt dit Ministerie over een eigen zgn. Politisch Archiv,
dat ook de door de geallieerden teruggegeven bestanddelen van het vroegere Aus-
wartige Ambt beheert. Met de militairen kwam er een vergelijk uit de bus. In de
militaire afdeling van het Bundesarchiv is het militair documentatiecentrum opge
gaan. Bij de buitenstaander rijst wel de vraag of de burgerlijke zeggenschap in zo n
buitenpost de afdeling is gevestigd te Freiburg meer dan een fapade is. Het
is interessant op te merken dat in de D.D.R. 'das Militar' de enige autonome in
stantie op archiefgebied vormt!
Veel aandacht schenkt Kahlenberg aan het werk van de Duitse vereniging van
Archivarissen. Nadruk legt hij op het belang van deze vereniging als trefpunt van
alle archivarissen in West-Duitsland. Ook in de vereniging dreigde aanvankelijk
een tendens om zich te veel met de Landesgeschichte te occuperen. Maar rond
1960 kwamen de leden daartegen in verzet. Er werden vakgroepen gevormd waar
door de bespreking van specifieke problemen beter aangepakt kan worden terwijl
ook op de algemene zittingen meer modernere vakproblemen aan de orde komen.
Een lans breekt de auteur voor het interdisciplinaire gesprek met bibliothecarissen
en documentalisten. Heeft in de archieftheorie het onderscheid met deze groepen
de meeste aandacht gekregen, thans moet er volgens Kahlenberg meer aandacht
geschonken worden aan de gemeenschappelijke problemen en opgaven.
Het is verleidelijk om nog meer zaken onder de aandacht van de lezer te brengen,
maar om tot een afsluiting te raken wil ik opmerken dat 'Deutsche Archive in West
und Ost' in de eerste plaats een waardevolle publicatie is passend in het kader
van de beoefening van de geschiedenis van het archiefwezen, zoals aanbevolen
door de oud algemene rijksarchivaris mr. H. Hardenberg in 1968 op het internatio
nale archiefcongres te Madrid. In de tweede plaats onthult deze publicatie dat het
Westduitse archiefwezen dat in Nederland in hoog aanzien staat, intern toch ken
nelijk minder homogeen is dan wij wel dachten. Anders zou het beroep van Kahlen
berg op een deel van zijn collega's om niet alleen 'Hüter der Überlieferung' maar
ook 'Gestalter der Überlieferung' te zijn niet op zo'n pregnante wijze geformuleerd
zijn. Of deze visie hem door alle collega's in dank wordt afgenomen betwijfel ik.
Uit Beieren, de kampioen van de culturele zelfstandigheid der Lander, zal nog wel
eens een andere zienswijze ter tafel gelegd worden.
B. Woelderink
De rijksarchieven in NederlandOverzicht van de inhoud van de rijksar
chiefbewaarplaatsen, bijgewerkt tot 1 juli 1972 (eindredacteur: dr. L. P. L.
Pirenne, met medewerking van P. van Iterson en mr. P. G. J. M. Wagenaar),
2 dln., 754 blz. (Staatsuitgeverij, 's-Gravenhage 1973, prijs 52,
"Mogt ik in mijnen ijver te ver zijn gegaan, en bij
dezen of genen eene onaangename gewaarwording
te weeg gebragt hebben, men verschoone mij goed
willig. Ik had de zaak en geene personen voor
oogen."
J. J. F. Noordziek, Archiefwezen 1826-1852
('s Gravenhage 1853) blz. 29.
In 1953 verscheen 'De Rijksarchieven in Nederland. Overzicht van de inhoud van
de Rijksarchiefbewaarplaatsen.' Dit door Graswinckel geredigeerde overzicht werd
de deelnemers aan het tweede internationale archiefcongres, in juni 1953 in Sche-
veningen gehouden, aangeboden; mede daardoor heeft het in het buitenland ruime
bekendheid en waardering verworven. Ook in eigen land heeft het Overzicht uit
1953 een goed onthaal gevonden: reeds in 1956 was de oplage uitverkocht!
Nu, twintig jaar na de eerste uitgave, is een nieuwe editie van het Overzicht ver
schenen. Hoewel men kon steunen op de ervaringen, met het eerste Overzicht op
gedaan, is de samenstelling van deze nieuwe uitgave ongetwijfeld een reusachtig
karwei geweest: de vele sedert 1953 verworven archieven moesten in dit Overzicht
worden beschreven, van alle archieven werd de omvang in meters vermeld (een
belangrijk winstpunt!), de opgaven in het vorige Overzicht moesten worden nage
zien, verbeterd en uitgebreid, de systematiek moest worden aangepast. De onder
scheiden rijksarchivarissen en hun medewerkers en de redactie verdienen alle hulde
voor hun inspanning. Dit temeer, daar er in ons land van geen andere archiefdienst
een recent overzicht bestaat dat met dit Overzicht vergeleken kan worden (met uit
zondering van het zojuist verschenen overzicht van de archieven van het Sociaal
historisch Centrum voor Limburg, dat in uitvoerigheid en detaillering het Over
zicht der rijksarchieven zelfs overtreft). Wel bestaan er van enkele gemeentelijke
archiefdiensten overzichten en gidsen, maar deze zijn of verouderd of bieden niet
meer dan een simpele opsomming van de aanwezige archieven, zonder de toelich
tingen die het Overzicht der rijksarchieven zo waardevol maken.
342]
343