houd van het archief tot 1900, door hem opgemaakt, kon worden vastgesteld, dat al het materiaal waarover hij had beschikt aanwezig was. Het archief is in 1973 aan de Gemeentelijke Archiefdienst van Amsterdam in be waring gegeven. De omvang is ca. 9 strekkende meter. Hiervan bestaat ca. 3,5 meter uit de boekhouding over de periode 1790-1906, zij het met grote leemten. Voorbereidend werk voor de inventarisatie Toen ik de boekhouding voor de eerste keer doornam, vielen de volgende zaken meteen op. 1. Voor de periode 1790-1810 maakte de boekhouding een zeer complete indruk. Het journaal en het grootboek ontbraken echter tot 1880 volledig. Het deel, waarop G. C. E. Crone het etiket 'grootboek 1801-1810' had geplakt, bleek zowel naar in houd als naar uiterlijk te passen in de serie rekening-courantboeken van 1790-1850 Dit deel bevat de debiteuren- en crediteurenadministratie1. 2. Opnieuw compleet was de boekhouding in de periode 1880-1895. Nu waren er ook journaals en grootboeken. Het rekening-courantboek was in formaat flink ge slonken en veel minder netjes bijgehouden dan vóór 1850. Ook het memoriaal was veel kleiner dan vroeger. 3. Naast de net-rekening-courantboeken waren er t/m 1831 enige klad-exemplaren aanwezig. 4. Tussen 1855 en 1879 ontbraken de delen die men als hoofdboekhouding zou kunnen beschouwen geheel, inclusief het rekening-courantboek. Het verschil in uitvoering van de delen bracht mij tot het vermoeden, dat er een wijziging in het boekhoudsysteem had plaatsgevonden tussen 1855 en 1879. Later was dit tijdstip te preciseren tot: tussen 1 januari 1861 en 1 januari 1865. Voordien had men een enkele boekhouding, erna een dubbele. Het verschil moge in de vol gende hoofdstukken duidelijk worden. Werkmethode Voor iemand die geen bijzondere kennis heeft van het boekhouden is het inventari seren van dit soort bescheiden zonder hulpmiddelen niet eenvoudig. M.i. kan men er niet mee volstaan, de delen en de losse stukken op een min of meer logische volg orde te zetten naar analogie van bestaande inventarissen van bedrijfsarchieven. Men definieert n.l. een inventaris als 'een systematisch ingedeelde beschrijving van de bestanddelen van een archief'2. 1 Elke debiteur en crediteur heeft hierin een rekening op twee naast elkaar liggende bladzijden, links debet, rechts credit; de naam van de debiteur of crediteur bovenaan de bladzijden is het hoofd. Bij een debiteur staan op de debetzijde, de linkerbladzijde, de levering door Crone geboekt, op de creditzijde, de rechterbladzijde, de betaling aan Crone. Bij een crediteur staat de levering aan Crone op de creditzijde, de betaling door Crone op de debetzijde. In het kasboek, dat onder het hoofd van Crone is ingericht, staan de betalingen aan Crone op de debetzijde, de betalingen door Crone aan de credit zijde. 2 Nederlandse Archiefminologie, Zwolle 1962, nr. 100. [320] Voor een systematische beschrijving is het allereerst noodzakelijk het systeem te ontrafelen. Hiertoe heb ik inventarissen van andere bedrijfsarchieven geraadpleegd en litteratuur op het gebied van het boekhouden, en ik heb de onderlinge verwijzin gen in de delen en losse stukken van de boekhouding van Crone systematisch ge volgd. Inventarissen van andere bedrijfsarchieven De verantwoording in de weinige inventarissen van bedrijfsarchieven3 beperkt zich voor de boekhouding tot de opmerking, dat de volgorde in de rubriek boekhouding is bepaald door de volgorde van bewerking tijdens de vorming van het archief, dus: dagboek (memoriaal) journaal grootboek balans, en dat de 'hulpboeken' en kwitanties e.d. als bijlagen daarbij zijn behandeld. Hoe men tot het reconstrueren van die volgorde is gekomen, vooral wat betreft die 'hulpboeken', wordt er niet bij verteld. De redenering, dat men uit moet gaan van de jaarstukken, dus de balans, waardoor de hele boekhouding tot bijlage is geworden, laat de bewerker met het probleem zitten, in welke volgorde hij al die bijlagen dan wel moet rangschikken. Bij inventa rissen van bedrijfsarchieven wordt deze methode dan ook niet gebruikt. Een handleiding voor het inventariseren van een bedrijfsboekhouding was uit de bestaande inventarissen niet op te maken. Litteratuur op het gebied van het boekhouden Deze is grofweg te verdelen in enerzijds wetenschappelijke litteratuur van de hand van economen en economisch-historici over de geschiedenis en de theorie van het boekhouden, en schoolboeken anderzijds. Verreweg het grootste deel van de eerste groep houdt zich bezig met het ontstaan en de verbreiding van het dubbel- of Ita liaans boekhouden4. Het uitgangspunt voor de inventarisator van een concreet archief en voor de meer in abstracties werkende economisch-historicus is echter geheel verschillend. Van groter nut waren dan ook de schoolboeken uit het begin van deze eeuw en uit het einde van de vorige eeuw. De schoolboeken uit de 18e eeuw waren door hun didactische opzet, het vraag-en-antwoord-systeem, volkomen onbruikbaar. Ook de schoolboeken zijn voornamelijk gericht op het aanleren van het dubbel boekhouden. Aan het einde van elk hoofdstuk worden dan wel denigrerende op- 3 O.a. W. S. Unger, Het archief der Middelburgsche Commercie Compagnie, 's-Graven- hage 1951; H. W. van Leeuwen, Inventaris van het Oud-archief Rijnbende, Schiedam, 1957; A. J. H. Rozemond, Inventaris van het Oud-archief der distilleerderij en likeur stokerij 'De Graauwe Hengst' Daniël Visser en Zoonen te Schiedam, Schiedam 1961; P. Brood,Inventaris van de archieven van Jasper Klijn Compagnie en de N.V. Drent- sche Veen- en Midden-Kanaal-Maatschappij 1850-1957, Assen 1972; W. Chr. Pieterse. Inventaris van de archieven van de Holland Land Company (nog niet verschenen). 4 Een recente samenvatting is O. ten Have, De geschiedenis van het boekhouden, Wasse naar 19733. Zeer kort in de inleiding van P. de Roover-E. Stevelink, Comptabiliteit door de eeuwen heen, Brussel; 1970; verder geciteerd als: 'Comptabiliteit' [321]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1974 | | pagina 34