naar betere klimatologische omstandigheden geleidelijk en vooral niet te snel plaats vindt. Een permanente en constante temperatuur van 18 a 20° C en een vochtigheids graad van 55 a 60 zijn ideale omstandigheden voor het bewaren van afbeeldingen. In alle omstandigheden is ventilatie zeer belangrijk. Een thermometer en een hygrometer zijn geen kostbare instrumenten en zullen hun nut zeker bewijzen. 2. Licht Onder invloed van licht gaan kleuren verbleken en papier gaat vergelen. Dit ge schiedt niet alleen in zonlicht, maar in alle licht. Het is dus nodig de verzameling in het donker te bewaren. Moeten de afbeeldingen (dus ook foto's) toch in het dag licht worden geëxposeerd, dan in geen geval in de zon en liefst achter speciaal tegen ultra-violette stralen beschermd glas en ten hoogste gedurende enkele maanden. 3. Slijtage Wanneer een aantal vellen papier op elkaar liggen, komen de afbeeldingen op het papier in kontakt met het papier dat er boven op ligt, zodat onvermijdelijk slijtage aan de afbeeldingen optreedt. Hoe deze slijtage tot een minimum is te beperken wordt hierna onder 'bewaren' besproken. Hier moet er al op gewezen worden, dat pastels, houtskooltekeningen en dergelijke altijd met een dik passe-partout en het liefst achter glas bewaard moeten worden. B. De wijze van bewaring. Het bewaren van de verzameling zal het gemakkelijkst zijn in dozen of laden. De afbeeldingen worden vlak en zonder vouwen uitgelegd. Ze hebben onderling vaak nogal verschillende formaten, zodat het praktisch is om dozen te gebruiken in twee of drie standaardformaten. Men moet niet teveel exem plaren in een niet te diepe doos doen, zodat de druk niet te groot wordt. Wanneer de afbeeldingen los zijn of op karton van ongelijke afmetingen zijn gezet, moeten ze liggend in dozen of laden worden bewaard. Het bezwaar van deze methode voor het opbergen is, dat de slijtage aan de afbeeldingen door de druk van de afbeeldingen, die er boven op liggen, groot is. Het is beter de dozen staande te bewaren, maar dan moeten de afbeeldingen af zonderlijk op kartons worden gezet, die een standaardformaat hebben, precies in de dozen passen en zo stevig zijn, dat ze bij rechtopstaan niet ombuigen. De dozen mogen niet te leeg zijn in verband met het buigen van de kartons, maar ze mogen ook niet te vol zijn in verband met een te grote druk op de afbeeldingen. In beide gevallen is er sprake van onnodige slijtage. De afbeeldingen, die op kartons gezet zijn, schuiven bij het openen van de doos minder over elkaar en kunnen niet kreu ken of vouwen. Voordat de beheerder aan het opzetten van afbeeldingen op kartons begint, moet hij bij een bevoegde restaurateur gaan informeren en kijken hoe hij dit het beste [276] kan aanpakken. De volgende aanwijzingen gelden alleen als richtlijn naast het ad vies van een restaurateur (en niet de lijstenmaker om de hoek). Het karton moet zo weinig mogelijk zuur bevatten. Zuur in het karton geeft op den duur bruine vlekken, die ook in het papier trekken. Het karton moet groter zijn dan het papier van de afbeelding, zodat het er hele maal op ligt. Wanneer het papier aan het karton wordt vastgehecht, mag dit alleen scharnierend gebeuren b.v. met een strookje lapans papier en een door een des kundige aangeraden in water oplosbare lijm. Het gebruik van plakband of brum plakpapier is uit den boze, evenals velpon, bison-kit of een dergelijke synthetische lijm. Deze materialen werken in op het papier, verkleuren en kunnen nooit meer verwijderd worden. Het papier met de afbeelding mag nooit direkt op het karton worden geplakt. Een volgende stap naar een betere bescherming van de verzameling is een vel vet vrij (pergamijn)papier, dat over de afbeelding wordt gelegd en op het karton aan één kant wordt vastgehecht. De andere kartons schuiven nu niet over de afbeelding, zodat de slijtage geringer is. Een passe-partout neemt de druk van de andere kartons op de afbeelding weg, zo dat er geen slijtage kan ontstaan. Een passe-partout aanbrengen is niet eenvoudig en moet bij voorkeur door een restaurateur maar in ieder geval in overleg met hem worden gesneden en aangebracht. Vooral afbeeldingen, die in een gemakkelijk uit te vegen techniek zijn gemaakt (zoals pastel of houtskool) moeten op deze manier tegen uitwissen worden beschermd, liefst achter glas of anders met een vel vetvrij papier. Een inventaris- of catalogusnummer wordt op het karton aangebracht. Als dit niet mogelijk is, wordt het met potlood op de achterkant van de afbeelding gezet. In geen geval met inkt of ballpoint, omdat deze niet meer te verwijderen zijn en op den duur door het papier heen dringen. Grote kaarten,bouwtekeningen en dergelijke kunnen bewaard worden op stangen in b.v. Planex of Gabskasten. De strook, waarmee deze grote afbeeldingen aan de stansen hangen, moet niet direkt aan de afbeelding worden bevestigd, maar aan het karton of aan de ventilerende hoes van een doorzichtig materiaal zoals Melinex waarin de afbeelding is geplaatst. Aan stokken bevestigde kaarten kunnen worden opgehangen b.v. in een kast of achter een gordijn. Over de keuze van dozen, kasten en dergelijke is het goed overleg te plegen met de beheerders van grote verzamelingen. Er zijn afbeeldingen, die op linnen zijn geplakt of die zo groot zijn, dat ze opge rold moeten worden. Ze moeten aan de zijde van de afbeelding met vetvrij papier worden beschermd en opgerold. Ze worden in een koker met ventilatiegaten be waard. Een klein aantal afbeeldingen kan op perkament, zijde of een andere textielsoort [277]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1974 | | pagina 11