Inleiding bij de opening van de tentoonstelling Samuel Muller gemeentearchivaris van Utrecht 1874-1918. Dames en heren, Het is mij een groot genoegen U in zo grote getale welkom te mogen heten bij de opening van de herdenkingstentoonstelling van een eminente vertegenwoordiger van het nobele vak van archivaris, in het bijzonder U, mijnheer De Vries, vertegen woordiger van de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, U mijnheer Kieboom, wethouder van Cultuur, de voorzitter van de vereniging Oud- Utrecht. Vooral ook de vele vakgenoten, voorgegaan door de voorzitter van de vereniging van archivarissen in Nederland en de Algemene Rijksarchivaris die naast zijn vele drukke werkzaamheden tijd gevonden heeft voor een inleidende voordracht op zijn opening van deze expositie. Ook kan ik begroeten mijn ambtsvoorganger de heer Van Campen. Verheugend is evenzeer de aanwezigheid van de heer Brink huis, de enige mij bekende archiefambtenaar van heden, die het voorrecht gekend heeft onder Samuel Muller te werken. Een apart woord van welkom voor de heren N. M. Muller en F. S. Muller; wij zijn dankbaar U beiden te mogen begroeten bij dit overzicht van leven en werken van Uw grootvader, waaraan U door vele waardevolle bruiklenen in belangrijke mate heeft bijgedragen. De vraag, dames en heren, of het feit dat Samuel Muller in 1874 in functie trad als gemeente-archivaris en als 'beheerder van de openbare verzamelingen' herdacht moet worden kon niet anders dan bevestigend beantwoord worden. Toch is deze aanleiding niet het enige motief om hier samen te zijn. De archiefwereld is erfelijk belast met wat wij met een vandaag gebruikelijke term 'het verschijnsel Muller' kunnen noemen. Deze grote pionier, deze machtige vormgever heeft in zijn lange ambtsperiode op overweldigende wijze de archiefwetenschap mede gefundeerd, aan de archiefwereld mede inhoud gegeven en de richting gewezen en door prak tijk en voorbeeld invloed uitgeoefend op de opleiding van de archiefambtenaren. Wij, dames en heren collega's, kunnen hem nooit uit onze handel en wandel weg denken. De geest van Muller is in het verleden over ons vaardig geworden: de geest van Muller zweeft nu nog ectoplasmisch in elk archief en in elk archivistenbrein. A fortiori geldt deze sterk aantastbare aanwezigheid voor die fortuinlijke vakge noten die in het Utrechtse werkzaam zijn. Omdat wij, archiefambtenaren van rijks- en gemeente-archief in Utrecht werken op de akkers en in de boomgaarden die Muller ingezaaid en geplant heeft zijn wij [184] door zijn vormgeving de meest rechtstreekse erfgenamen. Voor alle archiefambte- naren lijkt het woord, dat Bernard van Chartres eeuwen geleden uitgesproken heeft, toepasselijk te zijn: 'Wij zijn dwergen, die op de schouders van reuzen staan'. Uit deze persoonlijke betrokkenheid kon niet anders dan een grondige beschou wing van Muller en zijn tijd naar voren komen. Grondig, maar niet totaal: de enorme omvang van alle geschriften, brieven en andere uitlatingen maakt op dit moment een uitputtende biografie tot een onmogelijke opgave. Samuel Muller was, volgens de treffende typering in woord en pen van Willem Vogelsang, een hoekige man, letterlijk en figuurlijk. In diepste wezen, aldus Kernkamp en Hugenholtz, een onzeker verlegen mens die met verheffing van stem zijn innerlijke twijfels wegpraatte, die zichzelf en zijn be doelingen altijd en overal meende te moeten verdedigen. Steeds weer zag ik hem wijdbeens staan tegenover de naamloze verzonnen tegenstander, die hij als een noodzakelijk onderdeel van elk betoog opriep. Hij had iets in zich van de ouder wetse boeteprediker. Ook Muller ging immers met evenveel vuur de duivels, die de archiefwereld van buitenaf of van binnenuit bedreigden, te lijf op grond van zijn eerlijke overtuiging de goede strijd te moeten strijden. Hij inspireerde door zijn optreden en prestaties bewondering of afkeer. Hij oogstte met zijn woorden, daden en geschriften dan ook verheerlijking of ver guizing. Zo was het 100 jaar geleden, zo is het nu nog. Bij de voorbereiding van deze expositie is over de samenstellers een lawine van gegevens losgebarst en mondelinge feiten. Een vreemd element waren de vele sappige legenden en anecdotes. Met het nodige geduld hebben de schrijvers van catalogus en inleidingen geprobeerd op de vaste rots van de fundamentele feiten een voorlopig gebouwtje op te richten. Een hernieuwd contact met een herleefde Muller kan ons een indruk geven wat zijn plaats is geweest in de grondlegging van archiefwezen en archiefwetenschap, wat zijn betekenis was in het Utrechtse als stichter van een gemeentelijke archiefdienst. Op de achtergrond staat de gedachte, dat zijn werk voortleeft en nog steeds grote betekenis heeft. Het is bepaald niet onze bedoeling geweest, dames en heren, Muller een lauwerkrans op te steken. Al te veel is hij in verleden omhooggestoken en zelfs vertekend door de exuberante aanbidding van toegewijde volgelingen: het heeft zijn image geen goed gedaan. Voor deze tijd is het belangrijk ons te be zinnen op wat hij was, te reflecteren op wat wij, archiefambtenaren van 1974, zijn dankzij hem. Deze route leidt naar een schets van een persoon 'de magnifique qualité et d'éclatants défauts'. De bestudering van leven en werken van Samuel Muller brengt ons naar de vraag op welke plaats wij 100 jaar later staan. Laten wij ons goed bewust zijn, dames en heren collega's, dat de archiefwereld van van daag nog steeds worstelt met onvolkomenheid van binnenuit en miskenning van buitenaf. Het woord, dat Muller in typisch 19e eeuwse trant gebruikte, is nog steeds van kracht: 'Excelsior! Omhoog en vooruit!' Deze tentoonstelling zou nooit tot stand zijn gekomen zonder gulle bruikleen gevers; hiervoor wil ik de heer N. M. Muller, mejuffrouw E. M. Houtzager, de Algemeen Rijksarchivaris, de Rijksarchivaris en de bibliothecaris van de Univer- [185]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1974 | | pagina 5