volle wordt gedeeld door de provinciale archiefinspecteur in Zeeland terwijl uit een
ons toegezonden afschrift van een brief van de minister van C.R.M. aan uw college blijkt
dat ook de minister instemt met de door de provinciale archiefinspecteur naar voren ge
brachte argumenten.
Waar uw college belast is met het toezicht op de zorg voor de archieven van gemeenten
en waterschappen in Zeeland verzoeken wij u om de nodige stappen te doen om te komen
tot een normalisatie van de archiefzorg in Middelburg.
mededelen11 °P St6"en 'nd'en uw college zijn standpunt in deze aan ons wil
7. 18 april 1974. Antwoord van G.S. aan B. en W. op een brief van 8 februari,
waarin toestemming wordt gevraagd voor een uitgaafpost in de begroting 1974
(Afschrift aan bestuur V.A.N. en aan inspecteur).
In antwoord op uw terzijde vermelde brief delen wij u mede, dat wij u toestemming
veilenen tot het doen van de m de begroting voor 1974 garaamde uitgaaf van f 45 000
ten behoeve van de aanstelling van een archivist.
Zoals u bekend is de behandeling van deze zaak vertraagd door enkele adressen welke
aan ons met betrekking tot deze aangelegenheid zijn gericht.
F'j het adres van de provinciaal inspecteur der gemeente- en waterschapsarchieven dat
indertijd aan uw college om bericht en raad is gezonden, valt af te leiden, dat de ins'pec-
ArchkafwfteT962n benoemmg van een archivist op gespannen voet staat met de
Wij willen u er in dit verband op wijzen, dat wij wel begrip kunnen opbrengen voor het
door de inspecteur ingenomen standpunt, wanneer het gaat om de aanstelling van een
afzonderlijke gemeente-archivaris.
(/"r W1ï ?o5oWel jan mening> dat de door u gekozen oplossing niet in strijd
is met de Archiefwet 1962 en daarmede juridisch niet aanvechtbaar.
8. 25 april 1974. Brief van inspecteur aan C.R.M. (Afschrift aan G.S.).
Burgemeester en Wethouders van Middelburg hebben dezer dagen een middelbaar ar
chiefambtenaar in de zin van de Archiefwet 1962 aangesteld als ambtenaar ter secre
tarie. Hij is belast met die werkzaamheden die ingevolge artikel 25, eerste lid van die
wet normaliter door een gemeentearchivaris verricht worden
voorgeschiedenis van deze benoeming moge ik kortheidshalve verwijzen naar
de volgende stukken, als bijlage bij deze brief gevoegd'
Bijlage I: Mijn rapport aan Gedeputeerde Staten van Zeeland d.d. 21 december 1973
Bijlage II Het bericht van B. en W. van Middelburg op dit rapport, d.d. 14 februari 1974
Bijlage III: Mijn tweede rapport, d.d. 26 maart 1974.
grotlngspost^IdM s'april "l 974.' Zedand t0t goedkeuring van de desbetreffende be-
G.S. geven m hun laatstbedoelde brief te kennen, dat de hier bedoelde benoeming naar
un mening met met de Archiefwet in strijd is. Namens hen is mij echter medegedeeld
tot u'richt6611 Waar tegen hebben> dat ik mii voor deze aangelegenheid rechtstreeks
Ik kan er alleen een ontduiking van de Archiefwet in zien, wanneer aan een ambtenaar
die volledig gekwalificeerd is tot de functie van gemeentearchivaris, een positie ter secre-
voegen g6WCZen' Aan mi]n argumentatie, te vinden in bijlage I, heb ik niets toe te
Blijkens Uw brief van 7 maart j.l, waarvan copie als bijlage V hierbij gaat, wordt miin
redenering door U onderschreven. Ook in de hele archiefwereld heerst op dit punt geen
verschil van menmg. 1
Ik vestig er Uw aandacht op dat, wanneer het Rijk toelaat dat gemeenten op deze wijze
de hand lichten met de Archiefwet de zaak niet alleen Middelburg raakt, maar dat zij
chief twzen in6 tee}1 Necferi and °P °ntwikke,ing van het gemeentelijk ar-
Aangezien U belast is met de uitvoering van de Archiefwet 1962, maak ik van de mii
gegeven vrijheid gebruik om U te verzoeken te willen bevorderen dat op grond van arti
kel 165 van de Provinciewet het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten van Zee-
[226]
land zal worden vernietigd en dat aan die vernietiging zo nodig een schorsing vooraf zal
gaan.
Voor de goede orde deel ik U nog mede, al staat het buiten deze aangelegenheid als zo
danig, dat ik de candidaat, die B. en W. van Middelburg voor deze functie geschikt heb
ben bevonden, tevoren heb gewaarschuwd voor de onaangename gevolgen, die het even
tueel aanvaarden van een benoeming voor hem persoonlijk zou kunnen hebben.
9. 22 mei 1974. Brief van bestuur V.A.N. aan C.R.M. waarbij een motie van de
ledenvergadering op 17 mei, met algemene stemmen aangenomen, ter kennis van
de minister wordt gebracht. (Zie voor de tekst van die motie NAB, jrg. 1974,
blz. 182)
10. 4 juni 1974. Uittreksel uit het beleidsdebat in de vergadering van de Eerste
Kamer der Staten-Generaal over onderwerpen rakende het departement van C.R.M.
(Eerste Kamer, blz. 775, 805, 812, 815 en 816).
Van der Werff:
Ten aanzien van de personeelspositie in de archiefwereld zou ik een vraag willen for
muleren op een gebied dat ogenschijnlijk detaillistisch is, maar dat duidelijk met een
standpuntbepaling op beleidsniveau van doen heeft. Op 17 mei 1974 sprak de Vereniging
van Archivarissen in Utrecht vergaderd in een motie tegenover de bewindsman haar be
zorgdheid uit over het in enkele gemeenten ontduiken, dan wel niet voldoen aan artikel
25, eerste lid van de Archiefwet 1962, althans naar de geest. Zelfs in de hoofdstad ener
provincie zou dit het geval zijn. Welk standpunt neemt de minister hieromtrent in? Meent
hij met mij dat juist gezien de gangbare, wat stiefmoederlijke behandeling van het archief
wezen de ambtenaren in dezen met voldoende gezag omkleed moeten worden en dat
hun onafhankelijke positie noodzakelijkerwijs èn in overeenstemming met de wet gewaar
borgd dient te zijn?
Minister Van Doorn:
De door de heer Van der Werff genoemde motie van de Vereniging voor Archivarissen
in Nederland met betrekking tot de interpretatie van artikel 25, eerste lid van de Archief
wet is onder mijn aandacht gebracht. Het is mij bekend, dat in enkele gemeenten waar
het ambt van gemeentearchivaris niet aan een hoger archiefambtenaar behoeft te worden
opgedragen, met het oog op het archiefbeheer een middelbaar archiefambtenaar in de
zin van artikel 9 van de Archiefwet 1962 is benoemd, echter niet in de positie van en met
de titel van archivaris, maar als ambtenaar-secretaris.
Van der Werff:
Ik zou nog wel aandacht willen vragen voor de kwestie van de toepassing van de Archief
wet 1962. De Minister stelt, dat hij op de hoogte is van de motie van de vereniging van
archivarissen van 17 mei jl. Het gaat er echter om, hoe het standpunt van de Minister
ten aanzien van die motie is. De vereniging vraagt namelijk aan de minister in feite de
Archiefwet te handhaven, omdat er ten aanzien van de Archiefwet in diverse gemeenten
niet juist zou worden gehandeld. Er worden daar functionarissen aangesteld, die de rol
van archivaris mogen spelen, maar niet zo worden genoemd en de bevoegdheden der
halve ook enigermate missen. Volgens artikel 25 van de Archiefwet zou dat niet kunnen.
De commentaren van Duparc en Hinrichs zijn in dezen misschien ook belangwekkend,
namelijk dat de gemeentearchivaris derhalve ook niet onder maar naast de secretaris
ener gemeente zou staan. Ik onthoud mij van een oordeel; het ging mij alleen maar om
het oordeel van de Minister in dezen. Ik kan mij levendig voorstellen, dat omdat het in
feite een exegese is van de wet ten aanzien van een detail op dit moment het antwoord
moeilijk te geven zal zijn.
Minister Van Doorn:
Wat de Archiefwet betreft, lijkt het mij het beste dat ik de geachte afgevaardigde nu toe
zeg, dat ik de zaak met het gemeentebestuur van Middelburg zal bekijken. Dat moet in-
[227]