wanneer een verhuizing, een fusie, een faillissement, of enkel een gebrek aan ruim
te zulks opportuun maakte.3
Zijn taakstelling getrouw heeft het NEHA in de loop der jaren vele belangrijke
archieven weten te verkrijgen. In 1971 moest het bestuur echter constateren, dat
de archieven met een lengte van ca. 11,5 km in het depot aan de Scheldestraal in
Den Haag ongeordend en ongeïnventariseerd waren. Bovendien was de materiële
toestand van de archivalia bepaald ongunstig te noemen als gevolg van ongunstige
bewaringscondities, zoals een te hoge vochtigheidsgraad. De vereniging, die een
deskundig beheer en goede bewaring van de aan haar toevertrouwde archivalia
boven alles stelde en bij gebrek aan middelen ook in de toekomst geen mogelijk
heid zag om op eigen kracht verbetering in de bestaande situatie te brengen, be
sloot tot decentralisatie van haar archieven. Ook de archieven die ter lengte van
3,5 km opgeslagen lagen in een pand aan de Laan Copes van Cattenburch, even
eens in Den Haag, en wel toegankelijk gemaakt waren, zouden worden gedecen
traliseerd. Het archiefbezit moest worden verspreid over die archiefbewaarplaatsen,
waar een deskundig beheer en een goede bewaring wel gewaarborgd zouden zijn.
Met name de overheidsarchiefbewaarplaatsen voldeden in de ogen van het NEHA
aan deze voorwaarden.4
Het gemeentearchief van Rotterdam kreeg de archieven van die bedrijven toege
wezen, waarvan de hoofdzetel in de Maasstad gevestigd was; met uitzondering
echter van de bedrijven die hun belangrijkste activiteiten in de Nederlandse kolo
niën ontwikkeld hadden. Voor deze categorie werd een plaats ingeruimd bij het
Algemeen Rijksarchief. Onder talrijke archieven, die het depot aan de Haagse
Scheldestraat verwisselden voor het depot aan de Rotterdamse Mathenesserlaan,
verdienen de archieven van Gebr. Chabot, kassiers, ca. 17701922, I. 1-Iave-
laar en Zoon, kassiers, 18081922, en Gebr. Van Stolk, commissiehandel, 1847
1906, een speciale vermelding. Ook het archief van de Rotterdamsche Lloyd, dat
eveneens door het NEHA in bruikleen afgestaan werd, vond in het Rotterdamse
gemeentearchief een plaats. Voor enkele archieven van Rotterdamse bedrijven in
het pand aan de Laan Copes van Cattenburch, waaronder het belangrijke archief
van Fijenoord, Maatschappij voor Scheeps- en Werktuigbouw, 18221883, hoopt
ons archief nog dit jaar een plaats in te kunnen ruimen.
In al die jaren dat het NEHA zich grote verdiensten verwierf met de centralisatie
van bedrijfsarchieven in Den Haag, was het Rotterdamse gemeentearchief niet zon
der bedrijfsarchieven. Het stond daarin als overheidsarchiefbewaarplaats niet al
leen: in het jaar van het besluit van het NEHA tot decentralisatie van zijn archie
ven werd geschat, dat bij de overheidsarchieven een even groot bestand aan be
drijfsarchieven berustte als bij het NEHA.5 Het fonds van bedrijfsarchieven in het
gebouw waar U zich thans bevindt is door de toevloed uit Den Haag zo niet in
aantal verdubbeld dan toch in waarde meer dan tweevoudig gestegen. Toch liet
3 [I. J. Brugmans], 'Vijftig jaren Economisch-Historisch Archief' in Economisch-Histo-
rische Herdrukken ('s-Gravenhage 1964) p. 13.
4 Circulaire van het Dagelijks Bestuur van het NEHA betreffende statutenwijziging
(decentralisatie archief), in de Agenda van de archivaris te Rotterdam, 1971 nr. 309.
5 Ibidem.
[212]
het zich aanvankelijk niet aanzien, dat nog zoveel Rotterdamse bedrijfsarchieven
in de jaren na 1914 de weg naar Den Haag zouden gaan. Want wat was het geval?
Curatoren van de Rotterdamse hogeschool namen het mr. N. W. Posthumus, hun
hoogleraar in de economische geschiedenis als zodanig de eerste in Nederland
kwalijk, dat hij het directoraat van het NEHA op zich genomen had zonder de
Raad van Beheer der hogeschool daarin te kennen. Als uitvloeisel hiervan is de
verhouding tussen de Rotterdamse bedrijfswereld en het NEHA nog geruime tijd
ietwat stroef gebleven; 6 en de toenmalige gemeentearchivaris van Rotterdam, dr.
E. Wiersum, zal niet nagelaten hebben om het vuurtje nog meer aan te wakke
ren In de periode 19141918 althans vinden wij in het Nederlandsch Archie
venblad artikelen en notities van zijn hand, waarin hij allerminst verheelt afkerig
te zijn van concentratie van bedrijfsarchieven bij het NEHA.7 Wij signaleren hier
een verschijnsel, dat ook thans nog in staat is de Vereniging van Archivarissen in
Nederland in twee kampen te verdelen: de voor- en tegenstanders van centralisatie,
c.q. decentralisatie. Maar dit terzijde.
Mr. H. C. Hazewinkel, de voorganger van de huidige gemeentearchivaris van
Rotterdam, kon in zijn boek 'Honderd jaar gemeentelijke archiefzorg', dat in 1957
uitgegeven is, een opsomming geven van 16 handels- en bedrijfsarchieven die ge
deponeerd waren in het Rotterdamse gemeentearchief.8 Hierbij waren o.a. de
archieven van de Sociëteit van Assurantie, 17201866, de distilleerderij J. H.
Henkes, 17951891, en de Overschiesche Motorenfabriek, 19001941. Er waren
evenwel bedrijfsarchieven te over, waarvan het oud-archief noch bij het NEHA
noch bij het gemeentearchief gedeponeerd was. Hiervan zijn vele helaas door de
bombardementen in de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan. De gemeentear
chivaris van Rotterdam, die zich gelukkig mocht prijzen met het ongeschonden
bezit van archiefgebouw plus inhoud, heeft in 1942 en 1963 geprobeerd door mid
del van enquêtes onder de Rotterdamse bedrijven een overzicht te krijgen van het
bestand aan oud-archieven van die bedrijven. Het resultaat van de twee enquêtes
leidde tot de conclusie, dat veel waardevol archiefmateriaal verloren moest zijn
gegaan door bombardementen of andere calamiteiten, maar niet minder door op
zettelijke vernietiging.
Nu het NEHA zijn archiefbezit afgestoten heeft met de daaraan verbonden werk
zaamheden, is het een nieuwe taak gaan zien in het opzetten en bijhouden van een
Centraal register voor economisch-historische archieven.9 Men kan wel als vast
staand aannemen, dat zo'n centraal register een even nuttige functie zal vervullen
als het Centraal register van familie-archieven. Voor economisch-historici is in an
dere archieven dan die van bedrijven echter ook veel materiaal te vinden. Men
zou kunnen denken aan het zakelijk gedeelte van familiearchieven, belastingregis-
ters in overheidsarchieven, enz.
6 [I. J. Brugmans], op. cit., p. 3.
7 Zie o.a. E. Wiersum, 'Het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief in Neder
landsch Archievenblad (1914/15) p. 29- 36.
8 H. C. Hazewinkel, Honderd jaar gemeentelijke archiefzorg (Rotterdam 1957), p. 137.
9 Circulaire NEHA betreffende decentralisatie; zie hierboven ad noot 4.
[213]