De eerste jaarrede die Muller als voorzitter van de Vereeniging van archivarissen in Nederland hield (1894) is getiteld 'Pro domo'. Kernkamp schrijft: 'lees zijn troonrede 'Oratio pro domo'en gij zult merken, met welk een liefde voor zijn ambt deze man is vervuld'. Muller keert zich in deze rede en heeft zich zijn leven lang gekeerd tegen het eenzijdige beeld dat men van de archivaris heeft (en ik moet zeggen: nog heeft). Muller zegt: onbekend maakt onbemind. De archivaris moet trachten om zijn principalen voor het archief te interesseren, door het nut van de archieven voor de hedendaagse administratie te beklemtonen. Maar, zegt Muller in 'Pro domo', ar chieven zijn er niet alleen voor de administratie. Men denke aan het woord van Thorbecke. archieven zijn in het belang der gemeente, der geschiedenis en der dagelijkse aangelegenheden der burgerij. Muller roept de archivaris op ook buiten de muren van het archiefgebouw zijn kennis ten nutte te maken, door als privaat docent aan een universiteit werkzaam te zijn, door elders aan de samenleving deel te hebben. Stelt uw licht niet onder de korenmaat, reept Muller; publiceer in kran ten en tijdschriften en laat het publiek iets horen. Dit is typisch Muller: dadendrang en uitingsgeest, een vitale durf om alles aan te pakken, alles te bewerken, alles af te maken (Van Gelder en Tenhaeff). Wie zich voor de geest haalt hoe een man als Vermeulen, Mullers voorganger, stil en afgezonderd werkte, hoe een Van den Bergh zich beklaagt buiten de weten schappelijke wereld te leven, hoe 'klein en armzalig vele mijner collega's hun levensdoel opvatten', die zal begrijpen dat 'Pro domo' in 1894 insloeg als een bom. De Vereniging besloot 450 exemplaren van de rede te laten drukken en die te laten verspreiden, de pers besteedde grote aandacht aan de jaarrede. Muller is blijven hameren op dit aambeeld. Tegenover De Stuers (die een einde wilde maken aan het vele commissiewerk van archivarissen) betoogde Muller zelf actief betrokken in talloze organisaties dat op de archivaris de dure plicht rust niet alleen door zijn ambswerk, maar ook daarbuiten het belang van de ar chieven voor de praktijk met ijver te propageren. In 1910, wanneer Muller de slotrede houdt van het eerste internationale congres van bibliothecarissen en archivarissen in Brussel, spoort hij zijn ambtgenoten aan zich niet in de studeerkamer op te sluiten, maar het volle leven in te gaan. De archivaris zij de leider en de ziel van lokale verenigingen, oprichter van musea, levenwekker in de samenleving vanuit het Archief. En Muller eindigt dan 24 'Wel aan dan, Mijne Heeren! Laat ons zorgen, dat men weet, dat wij leven, wij en de schatten, die ons ter bewaring zijn toevertrouwd. Laat ons zorgen, dat wij niet vergeten worden en dat niemand onze schatten meer zal kunnen houden voor stof fig en beschimmeld. Laat ons die schatten bemind maken, zooals wij zei ven ze beminnen, een levend deel van het volle menschenleven! Wij willen met vergeten worden, wij willen leven, medeleven in den snellen en sterken stroom van het moderne verkeer'. 24 Naar de Nederlandse tekst, onder de papieren Muller (inv.nr. 19); de rede werd in het Frans uitgesproken. [208] En in het Franse manuscript heeft Muller aan dit slot toegevoegd de beroemde woorden 'Vivons Messieurs!' F. C. J. Ketelaar Bronnen Archief van de Vereeniging van archivarissen in Nederland (algemeen rijksarchief, 's-Gravenhage). Papieren-Muller (gemeentearchief Utrecht, inv. J. C. Andries, 1974). Nederlandsch archievenblad: zie Index op het Nederlandsch archievenblad jaar gang 1—45 (1892—1938) (Groningen 1938) blz. 7—11, 88—89. Verslagen omtrent 's rijks oude archieven I 1878) XXXV (1912). C. Bloemen, De archivaris en de registratuur, NAB 62 (19571958) 103106. C. Dekker, Het regest, NAB 77 (1973) 360373. W. J. Formsma, Het inventariseren van archieven, NAB 77 (1973) 580. B. J. L. de Geer, Levensbericht van dr. P. J. Vermeulen, Handelingen en mededee- lingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden over het jaar 1879 (Leiden 1879) 137—152. H. E. van Gelder, Levensbericht van dr. mr. Samuel Muller Fz. 18481922, Handelingen van de Maatschappij der Nederlandsche letterkunde te Leiden 1922—1923 (Leiden 1923) II, 91—107; zie ook NAB 27 blz. 121—122. J. L. van der Gouw, Inleiding tot de archivistiek (Zwolle [1955]) (Archivistica. Publicaties van de Archiefschool 1). J. L. van der Gouw, Archiefwetenschap, Rede... universiteit van Amsterdam ('s-Gravenhage 1973). A. Graafhuis J. G. Riphaagen, Gids voor de Utrechtse stedelijke archieven en verzamelingen (Utrecht 1968). G. W. Kernkamp, Van Menschen en tijden 1 (Haarlem 1931) 177205. C. L. de Leur, De geschriften van mr. dr. S. Muller Fz. 18721914 (Utrecht 1914). Zie ook NAB 22, blz. 114133 en de aanvulling tot 1922 bij Van Gelder, Levens bericht. S. Muller Fz., Openbare verzamelingen der gemeente Utrecht Catalogus van het archief. Eerste afdeeling 1122—1577 (Utrecht 1893); blz. V—LXXXVIII af zonderlijk uitgegeven onder de titel De geschiedenis van het archief der stad Utrecht. S. Muller Fz., J. A. Feith en R. Fruin Th. Az., Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven (Groningen 1898). G. W. A. Panhuysen, De herziening van de Handleiding. De Nederlandse oor sprong van het 'beginsel van herkomst', NAB 62 (19571958) 2849. L. P. L. Pirenne (red.), De rijksarchieven in Nederland ('s-Gravenhage 1973). H. J. Smit W. J. Wieringa, Correspondentie van Robert Fruin 18451899 (Gro- ningen-Djakarta 1957) (Werken Historisch Genootschap 4,4). [209]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1974 | | pagina 17