Daarenboven is het Uw eigen schuld zo mag ik mij goedmoedig veroorloven te
zeggen dat er zoveel werk aan de winkel is. Tal van suggesties voor nieuwe initia
tieven komen uit Uw midden op ons af. Als voorzitter van deze Vereniging hoef je
je beslist niet angstig af te vragen of bij een bepaald agendapunt of bij de rondvraag
wel iemand zal opstaan om zijn gedachten naar voren te brengen,
in welhaast geen enkele vereniging, waarmee ik meer of minder intensief contact
heb gehad, heb ik zulk een gezond leven aan de basis kunnen constateren als bij de
Vereniging van Archivarissen in Nederland. Op evenredige wijze hebben jongere en
oudere leden hieraan deel. In het totale ledenbestand is door de uitbreiding van het
corps, door de groei van de Rijksarchiefschool en de geschapen mogelijkheid van
het aspirant-lidmaatschap een sterke verjonging te constateren. Dit ledenbestand,
dat tien jaar geleden niet boven de tweehonderd kwam, bereikte einde 1973 het rela
tief hoge aantal van 415 personen. De betrekkelijk jeugdige gemiddelde leeftijd van
onze leden viel de gasten van de Vereniging tijdens onze jongste studiedagen sterk
op evenals de sterke betrokkenheid van de aanwezigen bij de discussies.
Bij buitenlandse zusterverenigingen wordt het hoor veel minder sterk door een
wederhoor gevolgd. Van deze betrokkenheid getuigen ook de deelneming aan deze
studiedagen van bijna veertig procent van het totale ledenbestand en de onmiddel
lijke bereidheid van enkele personeelsleden van de gemeentelijke archiefdienst van
Rotterdam om o.l.v. drs. R. H. Krans de verantwoordelijkheid voor de verslagleg
ging op zich te nemen. Mede dank zij goede penningmeesters, de steun van het de
partement van C.R.M. en de belangrijke financiële bijdrage, die het bestuur bij de
organisatie van deze studiedagen mocht ondervinden van de algemene rijksarchivaris
en het college van regenten van de Morrenstichting, is de financiële situatie van de
Vereniging betrekkelijk gezond. De omzet reikte in 1973 naar een recordbedrag van
54.591,— aan uitgaven en uiteraard een gelijk bedrag aan inkomsten. Wanneer
we daar tegenover het bedrag zetten van 19.138,20, waarop nog in 1968 de jaar
rekening sloot dan kan ook hieraan de groei van de vereniging gemeten worden,
ook al dient de geldontwaarding voor een bepaald percentage hierin verdisconteerd
te worden. Wel zal het bestuur in de toekomst voor de studiedagen naar kostendek
king streven.
De jongste jaargangen van Het Nederlands Archievenblad zijn uitgegroeid tot com
plete boekwerken, van 412 bladzijden in 1972 en een ongeveer gelijk aantal pagina's
in 1973 (aflevering 5 moet nog verschijnen). Wanneer we de 177 bladzijden van jaar
gang 1964 hier tegenover stellen dan mag ook op dit vlak van een bijna spectaculaire
opgang gesproken worden. Ook dit is een bewijs temeer voor wat er in de weten
schappelijke keuken van het nederlands archiefwezen op het vuur staat en over da
den en feiten gerapporteerd kan worden.
Deze optimistische visie van de voorzitter, dames en heren, staat misschien wel in
een sterke tegenstelling tot wat vele voorzitters van tal van besturen op jaarvergade
ringen naar voren brengen. Zij zien het niet meer zo zitten. De groei stagneert en
vooral wordt getwijfeld aan de zin van de gestelde doeleinden of de mogelijkheid
dit doel in een concrete taak na te streven. Ons bestuur wordt gelukkig door dit
[92]
soort twijfelzucht niet uit balans gebracht. Het gelooft in de toekomst van het vak,
dat het met U mag behartigen. Tegenover krachten in de maatschappij, die in deel
gebieden tot ontworteling leiden, is de neiging in het verleden een beter inzicht te
krijgen de laatste jaren groter en groter geworden. Het aantal eerste jaars geschie
denisstudenten nam op spectaculaire wijze toe van 55 in 1952 tot 120 in 1962 en
meer dan 500 in 1972. De bedrijving van de zeer petite histoire, die genealogie is of
zou moeten zijn, is de vrijetijdsbesteding geworden van duizenden nederlanders.
Deze ontwikkeling heeft een directe weerslag op het nederlands archiefwezen. De
bezoekers-cijfers stijgen spectaculair bij het Rijk en bij tal van gemeenten. Bij de
zeven gemeentelijke archiefdiensten in Noord-Brabant en het Rijksarchief in die
provincie bedroeg deze stijging over de jaren 1963-1972 ruim 143
Deze groei schept problemen ten aanzien van het beschikbare personeel en de be
schikbare ruimten. En hier komen we bij de keerzijde van de medaille. Want zo het
archiefwezen in Nederland beslist de wind in de zeilen heeft dan blijkt het in de
praktijk wel eens aan middelen te ontbreken om de masten te verhogen en breder
zeildoek te kopen, laat staan, dat de kiel gelegd kan worden voor schepen met een
grotere tonnage. En wanneer er hier en daar toch iets aan gedaan wordt dan blijkt
de grote reder, die het Rijk is, nog meer te kort te schieten dan de iets kleinere,
soms veel kleinere rederijen, die de gemeenten bedienen. Het Rijk heeft in 1973 de
officiële bemanning van het vlaggeschip Bleijenburg en de tien in de provincie ge
meerde zusterschepen met geen enkel lid kunnen of willen uitbreiden, een wel zeer
teleurstellende ervaring. Voor de uitoefening van de te verrichten taken moet een
beroep gedaan worden op losse werkkrachten uit de ^V.S.W.-sfeer en de kring van
erkend gewetensbezwaarden. Hoezeer onmisbaar de hulp van deze medewerkers ge
worden is, zij legt een rookgordijn rond een aantal essentiële problemen binnen de
Rijksarchiefdienst. Vastgesteld mag worden, dat de rederijen in de gemeentelijke
sfeer doeltreffender op nieuwe situaties kunnen inspelen. Personeelsuitbreidingen
komen gemakkelijker tot stand, ook al worden de kosten voor twee derde uit rijks
middelen bestreden, voor de leiding van de Rijksarchiefdienst wel eens een frustre
rende zaak. Het aan de Amsteldijk afgemeerde trotse schip van de gemeentelijke
archiefdienst beleefde de laatste fase van een ingrijpende verbouwing en uitbreiding.
Eerst nu is de huisvesting de rijke inhoud waardig. De hoofdstad mag trots zijn op
een geslaagd huwelijk tussen neo-renaissance en nieuwe-zakelijkheid, waarvan het
complex aan de Amsteldijk 67 getuigenis aflegt. Al is in de vormgeving geen spoor
van de Amsterdamse school te vinden, Amsterdam heeft op dit deelgebied van het
stedelijk takenpakket school gemaakt. Kapitein Van Hoboken en zijn bemanning
kunnen trots zijn op het bereikte resultaat. In een wel geheel andere gesteldheid dan
de treurende Gijsbrecht kon Van Hoboken op 31 december tot al diegenen, die voor
de gemeentelijke archiefdienst enige zorg dragen, zeggen: „Vaar wel, mijn Amster-
land: verwacht een 'andren heer'.
Hoewel mij de 11e januari 1.1. op het Amsterdamse Prinsenhof reeds de gelegenheid
werd geboden mij in het openbaar tot deze scheidende collega te richten wil ik toch
gaarne hier op onze jaarvergadering voor het forum van onze leden getuigen van
onze dankbaarheid voor alles wat hij voor het nederlands archiefwezen en meer in
[93]