Boekbespreking
Drs. E. P. de Booy, Inventaris van het Archief van de familie Van Weede.
Rijksarchief in Utrecht 1973.
Mijn belangstelling voor het familie-archief Van Weede dateert van 1956. De familie
van Weede is naast de familie Six de enige, die een portret van Rembrandt in bezit
heeft. Naar aanleiding van dat toen nog anonieme kostbare portret is na de dood
van Jhr. Everard van Weede in 1893 de familiestichting opgericht, die het schilderij
van Rembrandt in bruikleen gaf aan het Rijksmuseum. Op de tentoonstelling van
1956 kreeg het extra aandacht en werd mij gevraagd een poging te doen de jonge
vrouw thuis te brengen. Via de families van Arkel, Smissaert en Coymans kwam ik
op Maria Trip. Uiteraard wilde ik trachten in het familie-archief mijn veronderstel
ling te verifiëren. Dat bleek toen echter geheel ontoegankelijk te zijn.
Sedert 1961 berust het op het Rijksarchief te Utrecht en nu heeft mevrouw De Booy
een inventaris gemaakt, die alle stukken in een oogopslag vindbaar maakt. Het lijkt
onwaarschijnlijk dat er over het portret wat te vinden is. Alleen een scheiding en
deling van de nalatenschap van Franyois van Arkel (1735-1737) zou eventueel nog
wat kunnen opleveren. Een Rembrandt-portret was toen echter in zo'n familie niet
van groot belang en zal vermoedelijk niet genoemd zijn.
Waar mevrouw De Booy de inventaris heeft vervaardigd, hoef ik niet te vertellen,
dat het een zeer overzichtelijk en daardoor gemakkelijk te raadplegen werk is. Tabel
len A-J geven duidelijke overzichten van de verschillende takken van de familie
van Weede (tak tot Zeldert, tak Lutteke Weede en Utrechtse takken) en van de ge
slachten Bosch, Schuyt, Janszen, Alewijn, Grothe en Taets van Amerongen, voor
zover daarvan stukken in dit archief bewaard zijn.
In haar Inleiding wijst mevrouw de Booy er op, dat vooral het streven om tot klaar
heid over afstamming van het geslacht van Weede te komen er toe heeft geleid dat
dit archief bewaard werd. Dat geschiedde omstreeks 1700 en iy2 eeuw later. Maar
het archief bevat veel meer dan alleen genealogische correspondentie en documen
tatie. Dat blijkt al uit de indeling in Personalia en Realia. In een supplement vindt
men stukken betreffende Hardinxveld, Giessendam en Giessen Oudekerk, die niet
direct met de familie Van Weede te maken hebben, maar via de familie Schuyt uit
de bovengenoemde familie Janszen gekomen zijn.
156]
De Realia betreffen het Hoogland bij Amersfoort, Achttienhoven en Oostveen, Jut-
phaas, Dijkveld en Rateles en Culemborg.
De inventaris heeft 306 nummers, de regestenlijst, die met 1580 wordt afgesloten,
39. De index beslaat 16 pagina's. Het archief heeft een lengte van vijf strekkende
meters.
I. H. van Eeghen
Mr. E. A. Engelbrecht (naar aantekeningen van wijlen WJ. L. Poelmans),
De vroedschap van Rotterdam 1572-1795, Gemeentelijke Archiefdienst Rot
terdam 1973. Bronnen voor de geschiedenis van Rotterdam V.
J. E. Elias vertelt in zijn levensoverzicht in het jaarboek Amstelodamum van 1960,
hoe hij, 22 jaar oud, na vijf jaar volontairschap op het Amsterdams archief bij het
oversteken van de Dam plotseling 'De Vroedschap van Amsterdam' in alle onder
delen voor zich zag. Na enig overleg begon hij op 19 oktober 1897 met het werk,
waarvan deel I in de herfst van 1903, deel II in 1905 verscheen. Het lijkt nog steeds
een wonder, dat één man in zo korte tijd de geschiedenis van de 36 raden van 1578
tot 1795, in totaal 460, op zulk uitnemende wijze kon geven in een bestek van 1410
pagina's.
In 1931 volgde P. D. de Vos met 'De Vroedschap van Zierikzee'. Er waren daar 24
raden, zodat hij, ofschoon al in 1523 beginnend, slechts 339 personen hoefde te be
spreken. Uiteraard kon hij in zijn 932 pagina's de families uitvoeriger behandelen
dan Elias. Voor zover mogelijk streefde hij naar volledigheid van genealogische ge
gevens.
Nu verscheen als derde het bovengenoemd werk van mr. E. A. Engelbrecht. De 40
raden te Rotterdam van 1572 tot 1795 waren slechts 338 in aantal! Het boek heeft
471 pagina's. Uit de titel blijkt al, dat mr. E. A. Engelbrecht het leeuwenaandeel
van het werk moet hebben verricht en wij mogen hem dankbaar zijn, dat hij een
dergelijke taak op zich heeft genomen. Het voortzetten van een andermans onder
neming is vaak zeer frusterend.
Ik zal eerst opsommen, wat men in dit boek, dat net als De Vos het op zich zelf
voor de hand liggend patroon van Elias volgt, vindt. Na een 'Ten geleide' en 'Voor
woord' is er een overzichtelijke inleiding, gegrond op deel I van de hierboven ge
noemde serie, met informatie over de vroedschap en over baljuw en schout van Rot
terdam en baljuw en dijkgraaf van Schieland. Dan volgt de hoofdschotel, de genea
logische tekst van 338 nummers. Daarna komen een lijst van afkortingen, een lijst
van de 31 afbeeldingen, een opgaaf van errata, een zeer overzichtelijke index van
namen en elf bijlagen met kwartierstaten, die een beeld geven van de onderlinge
relaties tussen een aantal regentenfamilies. Het overzicht van bronnen, de geschied
kundige inleiding, de vijf appendices (weggevallen regeringspersonen, aantekeningen
betreffende financiële en zedengeschiedenis, wapens, registers op namen van huizen
en buitenplaatsen en op handelsfirma's) van Elias vindt men hier niet. Het werk van
157]