te maken, dan is een draagbaar apparaat nodig. Overigens zal men bij de opzet van een geluidsverzameling altijd wel met twee recorders moeten beginnen: zonder een tweede recorder kan men geen kopieën maken (voor eigen gebruik, voor dienstver lening, voor opnamen die ter kopiëring worden aangeboden, maar daarna moeten worden teruggegeven), terwijl het werk komt stil te liggen als een recorder onver hoopt uitvalt. Vrijwel zeker is ook een goede mikrofoon nodig (voor interviews, voor het inspreken op de band van gegevens over de inhoud van die band). Wat de kwaliteit betreft, verdient het aanbeveling om apparaten te kiezen die aan semi- professionele standaarden voldoen of deze benaderen. De praktijk wijst namelijk uit dat men na enkele jaren meestal niet meer tevreden is met de geluidskwaliteit van de huis-, tuin- en keukenrecorders, waardoor nader hand toch weer op duurdere apparaten wordt overgeschakeld. Wat bandrecorders betreft zijn dikteermachines in ieder geval onder de maat. Een nadeel van deze laatste en kwalitatief vergelijkbare machines is verder dat de meesten niet gestan daardiseerd zijn wat betreft bandsoort, haspel, snelheid en aantal sporen, waardoor men later de grootste moeite heeft om opnamen die op deze machines opgenomen zijn, op andere apparaten af te draaien. Standaardisatie is trouwens het begin van alle wijsheid, waardoor veel ellende kan worden voorkomen. Wanneer men eenmaal een keuze gedaan heeft inzake bandsoort, snelheid, aantal sporen en het opname niveau, moet men zich verder hieraan houden, hetgeen ook inhoudt dat binnen komend materiaal dat op een andere manier is opgenomen, gekopiëerd moet wor den en wel volgens de eigen regels. Alleen op deze manier blijft een kollektie han teerbaar en is kontróle op kwaliteit van de opnamen mogelijk. Het is aan te raden om de vastgestelde regels schriftelijk vast te leggen. Dit geldt ook voor de wijze van dokumenteren. Dokumentatie Van iedere band dient het nummer genoteerd te worden op de aanloopstrook van de band zelf, op de haspel en op de doos, waarin hij wordt opgeborgen. Dit num mer wordt ook genoteerd op de schriftelijke dokumentatie die de opname bege leidt. Hierop zullen verder, behalve een inhoudsaanduiding met bijbehorende da tum, gegevens vermeld moeten worden over de opnametechniek (snelheid, aantal sporen), de herkomst van de opnamen (b.v. radio omroep programma, eigen opnamen) en de hiermee samenhangende gebruiksvoorwaarden, de datum waarop men de bandopname heeft gemaakt (deze hoeft niet overeen te komen met die van de geregistreerde gebeurtenis) plus eventuele kontröledata. In de praktijk heeft men er zeer veel gemak van als men iedere opname vooraf laat gaan van een via de mikrofoon ingesproken informatie over het onderwerp, datum en plaats van de op name. Het bevordert het sneller terugvinden van een opname, aangezien er vaak meerdere opnamen op één band staan. Bovendien verschaft het dubbele zekerheid dat men deze feitelijke gegevens geregistreerd heeft, hetgeen van groot belang is voor het geval het kaartsysteem eens, door brand bijvoorbeeld, vernietigd zou wor den. 138] Konservering In geval van langdurige bewaring van bandopnamen dient men rekening te houden met invloeden van magnetisme, temperatuur, vochtigheid, stof en ultraviolet licht (onder andere daglicht). Wat het magnetisme betreft, diverse elektrische apparaten kunnen bronnen van magnetisme zijn. Men vermijde de nabijheid van zwaar belaste elektrische leidingen (met name bij de kastopstelling) en grote bedrijfsstofzuigers. Ook luidsprekers kun nen gevaar opleveren, maar het bewaren van een afstand van 10 centimeter is reeds voldoende om dit gevaar op te heffen. Ongewenste invloeden van intern magnetisme kan men als volgt weren: Voor bandopnamen, bestemd voor langdurige bewaring, gebruike men altijd nog onbespeeld band. Een opname kan namelijk nooit geheel gewist worden, er blijven altijd sporen van magnetisme van de oude opname achter. Deze kunnen de nieuwe opname op den duur vertroebelen. In de tweede plaats is het zaak om de kans op kopiëereffekten zo klein mogelijk te houden. Zoals gezegd dient men hiertoe de banden regelmatig en wel om de twee jaar door te spoelen, waarbij men erop moet letten dat de diverse lagen niet weer bij dezelfde passages op elkaar komen te liggen. Dit kan men doen door de lengte van de aanloopstrook te veranderen. Het risiko van kopiëereffekten wordt beduidend verminderd, wan neer men bandopnamen bestemd voor langdurige bewaring al bij voorbaat opneemt op een wat lager niveau dan normaal het geval zou zijn. Hoeveel lager dit moet zijn, hangt af van de bandsoort. Deze veiligheidsmarge is vooral van belang omdat het optreden van kopiëereffekten sterk afhankelijk is van de temperatuur. Bij welke temperatuur dit proces precies begint, is niet duidelijk, zeker is echter dat boven de 20 graden Celcius de gevarenzone zich aandient. Of een band inderdaad aan geluidsvervorming onderhevig is, kan men nagaan aan de hand van een kontrölesignaal dat tezelfdertijd als de eigenlijke opnamen op de band opgenomen dient te worden. Dit kontrölesignaal bestaat uit een fluittoon van een afgesproken aantal kiloherz en wel opgenomen op dezelfde niveau als de eigenlijke opnamen. Het wordt aan het begin en aan het eind van de band geplaatst; na het beginsignaal dient \y2 meter van de band onbespeeld te blijven om aldus eventuele kopiëereffekten van dit signaal en andere magnetische vervorming snel te kunnen opsporen. Over de bewaringstemperatuur voor langdurige konservering zijn de aanbevelingen niet eensluidend. Deze schommelen tussen 62 en 153 graden Celsius. De aan beveling van 10 tot 12 graden Celsius van het Pickett en Lemcoe rapport, af- 2 H. G. Kretschmer und H. Streichhahn. Aufbewahrung und Lagerung von Tonband- aufzeichnungen. Archivmitteilungen, 3/1970. blz. 109. 3 M. Calmet. La conservation des enregistrements sur bandes magnétiques; lezing ge houden op het kongres van de Federation Internationale des Phonothèques, 5-12 juni 1967. Cahiers de la FIP. Numéro spécial 1. Uitgave van de Phonothèque Nationale, Parijs, 1970, blz. 48, (aanwezig in bibliotheek Stichting Film en Wetenschap te Utrecht). De opmerkingen over de gevaren van magnetisme, bandbeschadiging en het belang van een goed sneltransportsysteenr van bandrecorders zijn ontleend aan Calmet, blz. 47-61. 139]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1974 | | pagina 30