maanden, gedurende welke ze slechts als stagiaires werden gehonoreerd. Niet alleen is dit afgewezen, maar ook blijkt nu, dat de gedachte van volwaardige honorering tijdens de stage geheel en al is verlaten. Dit schijnt toch wel in de richting te gaan van een benadeling van de hogere archiefambtenaar in vergelijking met andere aca demici in overheidsdienst. Op de laatste bestuursvergadering is besloten nog eens contact op te nemen met het Ambtenarencentrum over eventueel vergelijkbare kate- gorieën. Daarna zou kunnen worden bezien of aan deze zaak verder nog iets te doen is. Met het uitspreken van de hoop, dat het door hem geschetste tamelijk optimistische beeld van de positie van de gemeentelijke archiefambtenaar zich niet in ongunstige zin zal wijzigen en dat de situatie in de rijksdienst zal verbeteren, besluit de voorzit ter dit openingswoord. Er zijn geen bestuursmededelingen en de notulen van de vergadering van 23 januari 1973 worden zonder op- of aanmerkingen goedgekeurd. De kascommissie brengt verslag uit over het beheer van de penningmeester en moet constateren dat door nalatigheid van vele leden in het betalen van hun contributie een achterstand van 2000, is ontstaan. De heer Ketelaar informeert naar het bedrag van de rente van het Fonds Rechtskundige Bijstand. De penningmeester heeft dit niet vermeld, omdat hij van mening is, dat het Fonds afzonderlijk behoort te worden geadmini streerd. Hoewel de statuten gepubliceerd zijn in het Nederlands Archievenblad van 1972 lijkt het de heer Ketelaar nuttig nieuwe leden door een circulaire of folder van het bestaan en de aard van het Fonds op de hoogte stellen; de voorzitter neemt deze suggestie over. Hierna wordt de penningmeester gedechargeerd. Aan de orde is vervolgens de vaststelling van de begroting voor 1974. Daarbij merkt de heer Caminada op, dat ook hier geen bedrag van de rente van het Fonds Rechts kundige Bijstand is genoemd. Ten aanzien hiervan geldt hetzelfde wat bij de jaar rekening 1973 is opgemerkt. De heer Ketelaar wijst erop, dat vakbondscontributies kunnen worden ingehouden van het salaris. De penningmeester bevestigt, dat dit wel voorkomt bij leden van de V.W.A.O. maar verklaart, dat hij er persoonlijk geen voorstander van is. Dit systeem heeft het praktische bezwaar, dat bij de overschrij vingen niet wordt aangeduid ten laste van wie precies de betaling plaats vindt. De heer Van Emstede vraagt of er al eens met succes gebruik gemaakt is van het Fonds Rechtskundige Bijstand. De voorzitter antwoordt, dat dit totnutoe nog niet gebeurd is, maar wat niet is kan nog komen. Er is eenmaal een beroep op het bestuur gedaan maar dit is afgewezen omdat de verzoeker niet de juiste procedure had gevolgd en het bestuur voor een voldongen feit was geplaatst. De heer Hart wil weten waarom de contributies zo laat zijn binnengekomen. De penningmeester wijt dit aan traag heid van de leden. Hij heeft 175,extra kosten moeten maken voor aanmaningen. De heer Scherft stelt voor de contributies te innen in combinatie met die voor de V.A.N. Dit lijkt de voorzitter een goed idee maar hij wijst op de praktische moei lijkheid, dat er tegenwoordig een groot aantal aspirant-leden is. De begroting wordt nu vastgesteld. De heer Eeftink verklaart zich desgevraagd bereid en de heer Jansen stelt zich uit eigen beweging beschikbaar om als lid van de kascommissie op te tre den. Beide heren worden zonder discussie als zodanig aangewezen. [82] Er moet een nieuwe penningmeester gekozen worden aangezien de heer Boon af treedt. De vergadering benoemt bij acclamatie de door het bestuur aanbevolen can- didaat, collega B. van der Saag te Lopik. Bij de rondvraag toont de heer Caminada zich verrast over de positie van de aspi rant-hogere archiefambtenaren in rijksdienst. De voorzitter deelt mee, dat deze ge durende de gehele stage als bursalen worden bezoldigd. De heer Ketelaar zegt, dat er weliswaar een circulaire is van Binnenlandse Zaken, krachtens welke stagiaires en praktikanten ca. 400,— per maand als vergoeding ontvangen. Van de zijde van het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk is echter verklaard, dat aspirant-archiefambtenaren niet meer als stagiaires dienen te worden aange merkt. Er zijn dus in onze dienst geen bursalen meer, maar de bezoldiging is te be schouwen als een normaal aanvangssalaris na het voltooien van een opleiding. De voorzitter is door deze mededeling verrast maar verklaart over het feit zelf zeer ver heugd te zijn. Deze regeling zal met ingang van september 1974 in werking treden. De heer Van Veldhuizen vestigt de aandacht op de beroeps- en controlecommissie voor het Fonds Rechtskundige Bijstand. Er moet hierin een nieuw lid benoemd worden als opvolger van de heer Van Hoboken. De voorzitter zegt toe dit punt in de eerstvolgende bestuursvergadering te zullen behandelen. De heer Brekelmans informeert naar de vorm waarin contact wordt onderhouden met het Ambtenarencentrum. De voorzitter deelt mee, dat de heer Van Veldhuizen en hij zelf zitting hebben in de Verenigingsraad. De heer Van Albada vindt, dat met het oog op het personeelsbeleid het bestuur van de V.W.A.O. vertegenwoordigd moet zijn in de commissie, die de consequenties van de gewestvorming voor het archiefwezen bestudeert. De voorzitter ziet de nood zaak daarvan niet in; hij acht dit een zaak voor de V.A.N. Persoonlijk is hij trou wens q.q. op de hoogte van alle bestuurszaken binnen de V.A.N. Er ontspint zich over deze kwestie een discussie, waaraan de heren Renting, Bordewijk en Ketelaar deelnemen. Tenslotte vraagt de heer Woelderink hoeveel leden in deze achter de heer Van Albada staan en wordt diens voorstel bij stemming verworpen. Om ca. 11 uur wordt de vergadering gesloten. Notulen van de jaarvergadering van de Vereniging van Archivarissen in Ne derland, gehouden op donderdag 7 februari 1974 in het gebouw van de Stichting Film en Wetenschap te Utrecht De voorzitter, dr. L. P. L. Pirenne, opent om 11.15 uur de vergadering met een woord van welkom aan de aanwezigen en spreekt de jaarrede uit1. De secretaris, drs. 1. W. L. A. Caminada, deelt mee dat berichten van verhindering zijn binnengekomen van: mevr. drs. E. P. de Booy en de heren mr. P. J. W. Beitjes, A. Graafhuis, W. Klaasen, dr. A. J. Kölker, J. G. Linssen, drs. J. W. M. Peijnen- burg, Th. J. Poelstra en dr. J. A. Schimmel. 1 Hierna blz. 91-101. [83]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1974 | | pagina 2