vereist is band van minimaal 40 mu (1 mu 1/1000 mm). Een aantal van deze zogenaamde kwaliteitshanden is verkrijgbaar met een grotere of kleinere opname- gevoeligheid. Banden van het laatste soort voldoen uitstekend voor gesproken woord; in vergelijking met muziek heeft de menselijke stem namelijk een klein be- reik met weinig uitschieters in de hoge en lage tonen. Bandbeschadiging Banden die eenmaal beschadigd zijn, zijn uiterst fragiel. Een band lijdt het meest van et draaien op een recorder, ook al is deze van goede kwaliteit. Het gaat daarbij niet om het draaien alleen, maar ook om alle bijkomende omstandigheden: tempe ratuurswisselingen, het blootstellen aan daglicht en stof, het in de machine leggen (vingerafdrukken!), vervolgens het spoelen versneld draaien, ook wel sneltrans port genoemd). Vooral de kwaliteit van het sneltransportsysteem van de bandrecor der is van belang. Wanneer een band niet gelijkmatig over de breedte van de band wordt opgespoeld, ontstaan er uitstekende randen die veel kans lopen beschadigd te worden. In veel gevallen loopt een dergelijke beschadiging bij volgende keren spoe len uit op bandbreuk. Het gaat echter niet alleen om het gelijkmatig opspoelen over de breedte van de band, maar ook om de kracht en de gelijkmatigheid van de win ding zelf. Strak spoelen bevordert doordrukeffekten, terwijl afwisselend losser en strakker spoelen interne spanningen veroorzaakt die op den duur eveneens band breuk teweeg kunnen brengen. Bij dit alles speelt de dikte van de band een grote rol. Dik band kan meer hebben, terwijl hij bij sneltransport op zijn plaats blijft. Dunnere banden vertonen daarentegen de neiging om tijdens het sneltransport te gaan zweven als gevolg van de optredende luchtverplaatsing, waardoor de band zich ongelijk matig over de breedte verdeelt. Opnametechniek De geluidskwaliteit van een opname wordt in hoge mate bepaald door de snelheid waarmee de band langs de opnamekop van de bandrecorder geleid wordt. Deze snelheid wordt uitgedrukt in centimeters per sekonde. Hoe hoger de snelheid des te meer ruimte, dat wil zeggen bandlengte, is er beschikbaar om de signalen die de opnamekop afgeeft op te slaan. Bij lage snelheden worden met name de hoge tonen (- geluid met een hoog aantal trillingen per sekonde) niet korrekt geregistreerd Voor gesproken woord voldoet een snelheid van 9K cm/sek. aan de minimum eisen zo mogelijk kieze men echter 19 cm/sek. Een snelheid van 38 cm/sek. is niet nodig vanwege het beperkte bereik van de menselijke stem; de ruimte die 38 cm/sek. biedt zou toch zelden benut worden. Van belang is verder of een opname over de gehele breedte van de band wordt op genomen (volspoor), of dat slechts de halve breedte (halfspoor of tweespoor) of nog minder (kwartspoor of vierspoor) wordt gebruikt. Of iets volspoor, respektievelijk tweespoor of vierspoor wordt opgenomen, wordt bepaald door de opnamekop die een vaste instelling op een van de mogelijkheden bezit. De keuze van de snelheid en het aantal sporen is een budgettaire kwestie. Men kan beter niet op de snelheid be- [136] zuinigen, vandaar dat men beter de kombinatie 19 cm/sek. bij tweespoor dan bij voorbeeld 9J/2 cm/sek. bij volspoor kan kiezen. Wat het aantal sporen betreft is tweespoor het minimum aanvaardbare. Een derde belangrijke faktor in verband met de geluidskwaliteit van een opname is de signaal/ruis verhouding. Iedere band, ook die waarop nog niets is opgenomen, bezit een hoeveelheid eigen 'ruis' die samen met datgene wat wordt opgenomen, de totale geluidsinhoud van een band uitmaakt. Wanneer men nu op een andere band een opname kopieert, betekent dit dat opnieuw ruis aan de bestaande opname wordt toegevoegd. Bij iedere volgende kopiëring doet zich dit verschijnsel voor. Het sig naal (dat wil zeggen de opname) zal zo sterk moeten zijn dat het de steeds toe nemende ruis kan blijven overstemmen. Men kan dit het beste vergelijken met een gesprek in een trein. De bijkomende geluiden (gesprekken van medepassagiers, wielen) nemen in sterkte relatief af naarmate het gesprek harder wordt gevoerd. Nu kan men niet ongelimiteerd de kracht (het niveau) van het signaal verhogen; op een gegeven moment zal namelijk vervorming van het geluid gaan optreden. Bij welk niveau dit gebeurt, hangt af van de opnamekapaciteit dat wil zeggen van de kwa liteit van de band. Het niveau van de opname moet dus afgestemd zijn op de band soort. Wanneer een opname in verhouding tot de bandkapaciteit te hard wordt op genomen, bestaat er bovendien veel kans dat naderhand kopiëereffekten gaan op treden. Al is een bandrecorder van nog zo goede kwaliteit, toch kunnen er mankementen optreden die de geluidskwaliteit van een opname beïnvloeden. Het meest voorko mende euvel is overigens meer een zaak van de gebruiker dan van de machine: ver vuilde koppen. Iedere band laat bij het passeren der koppen, een kleine hoeveelheid bandslijpsel (poeder) daarop achter. Dit bandpoeder koekt gemakkelijk aan, waar door de magnetische impulsen niet meer ongehinderd tot de band kunnen door dringen: gedeelten van opnamen vallen weg. De beste remedie hiertegen is zich aan te wennen om aan het begin van iedere werkdag de koppen schoon te maken, naast een periodieke schoonmaakbeurt met een speciale vloeistof. Verder zijn er elek trische en mechanische gebreken mogelijk, waarvan een aantal niet direkt met het oog van een leek te konstateren zijn. Opdat niet na verloop van tijd allerlei opnamen opnieuw op de band gezet moeten worden, is het aan te raden om recorders die da gelijks gebruikt worden, tweemaal per jaar door de dealer te laten nakijken. Bij deze beurt dient ook demagnetisatie der koppen te worden inbegrepen. Het komt na melijk nog al eens voor dat de koppen, die immers magnetische impulsen uitzenden, zelf gemagnetiseerd raken, hetgeen storend kan werken op de juiste overdracht van de impulsen. Keuze van de bandrecorder Over de keuze van de bandrecorder zijn geen konkrete aanwijzingen te geven, be halve wat het aantal sporen en de snelheid betreft, zoals is uiteengezet onder Op nametechniek. De keuze zal bepaald worden door het soort werkzaamheden dat men wil gaan verrichten. Gaat men bijvoorbeeld erop uit om buitenshuis opnamen [137]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1974 | | pagina 29